Schrijfster ”Refomeisje”: Het nest niet vergeten
Dorkwerd, pal boven de stad Groningen. Een paar huizen op een wierde, een kerk met een kerkhof eromheen, en een pastorie aan een groot gazon. In het grote domineeshuis wonen Michel en Annemarie van Heijningen. Michel dient als kerkelijk werker de hervormde gemeenten van Dorkwerd en het Friese Wijnjewoude. Annemarie (37) schrijft columns en boeken.
Ik ben een refomeisje.” Zo begint haar nieuwste boek. Haar grootouders gingen naar de Oud Gereformeerde Gemeenten in Nederland en de Gereformeerde Gemeenten in Nederland. Haar ouders zijn lid van de Gereformeerde Gemeenten.
Vanaf haar zeventiende werd Annemaries wereld groter. Voorzichtig gluurde ze wat over de kerkmuren heen. Er kwamen vragen, over dingen die niet mochten, over de leer die ze niet altijd kon volgen, over geloof en belijdenis doen.
Ze trouwde met Michel van Heijningen. Beiden werkten ze met jongeren. Michel als docent in het onderwijs, Annemarie als groepsleidster op een schippersinternaat. In 2009 leidde de weg onverwacht naar Dorkwerd, waar Michel van Heijningen benoemd was tot kerkelijk werker.
Groningen, dat is de provincie van de krimpende kerken, schrijft Annemarie. De provincie van de vrijzinnigheid. „Was ik op de biblebelt voor velen licht, in deze context blijk ik ineens zwaar te zijn. Het etiket dat ik jaren geleden achter me liet, is mij weer opgeplakt. Want hier, in Groningen, ben ik opnieuw een refomeisje.”
In het boek ”Refomeisje” beschrijft Annemarie haar verhaal, een persoonlijke zoektocht, over hoe ze haar nest heeft verlaten. „Maar ik ben het niet vergeten.”
Wat is ”Refomeisje” precies voor boek? Is het een ”ontworstelboek” zoals er meer verschijnen?
„Het is geen ontworstelboek, het is ánders. Het mocht geen boek worden waarin ik me afzet tegen mijn bevindelijke nest. Het heeft ook niets te maken met ontworstelen of met ontwortelen. Ik ervaar nog steeds verbinding met vroeger, nog steeds sta ik er met één been in.”
Hoe denkt u terug aan het ouderlijk nest?
„Mijn ouders waren schippers, dus woonde ik de eerste zes jaren van mijn leven op het schip. Het leven was er warm, het was er veilig. Het was wel een klein wereldje, en je wist ook niet dat de wereld veel groter was dan het schip en later het schippersinternaat. We deden Bijbelse spelletjes. Het was de wereld van ”O Vader, Die al ’t leven voedt, kroon onze tafel met uw zegen.” Zo zag mijn ”erf des verbonds” eruit.”
U zag authentiek geloof om u heen, mensen op wie u jaloers kon zijn?
„Achteraf denk ik dat er veel geloof was om mij heen. Maar als kind was er verwarring, waren er vragen: welke mensen waren er nu echt bekeerd? Ik kende ze niet, of maar weinig. Juf Linda op school misschien. Zij droeg zwarte kleren en had het er vaak over dat de Heere je tranen droogt, als je naar de hemel mag. Ze zei dat Hij dat zou doen met een zachte doek. Ik zag het voor me, hoe de Heere Jezus mijn tranen zou drogen.”
Er waren veel mensen die naar God zochten, vertelt Annemarie van Heijningen, „maar die nooit toekwamen aan het zich toe-eigenen van het geloof. Veel bekommerden, zoals dat heette, weinig bevestigden.”
Diensten waarin het heilig avondmaal werd bediend ervoer Annemarie als „heel plechtig en eerbiedig.” „Misschien ontdekte ik later pas hóé plechtig. In de Hervormde Kerk ervoer ik de avondmaalsdiensten in het begin als lang niet zo eerbiedig, zelfs een beetje rommelig. Ik kon daar moeilijk aan wennen. Ik vind overigens nog steeds dat het avondmaal een plechtige uitstraling mag hebben. Je denkt toch aan de dood van de Heere Jezus, en waarom Hij moest sterven.”
Na haar zeventiende werd de wereld groter. Annemarie ging studeren. Ze overschreed kerkgrenzen en landgrenzen. De vragen werden kritischer. Over de hoed die moest voor de vrouw, de broek die juist weer niet mocht, en kort haar voor een vrouw mocht ook niet.
„Ik wilde weten waarom dat allemaal zo was, en dat werd niet altijd uitgelegd. Er kwam vaak geen antwoord. De verklaringen die ik kreeg, klopten ook niet altijd met elkaar. Meer en meer werden die dingen een juk dat naar mijn idee niet nodig was.”
En toen kwamen de twijfels over de leer, over de uitverkiezing, de vierschaar, de toeleidende weg, de drie stukken en dan wel in de goede volgorde, en zo meer.
„Het was niet echt twijfel, maar het voelde vaak zo eenzijdig. De boodschap die werd gebracht was ”te weinig”, te weinig royaal, te weinig ruimhartig. Het heil leek voor een enkeling te zijn en dat kon ik maar niet rijmen met de schare die niemand tellen kan. Ik zag zo veel mensen die oprecht ernst maakten met hun eeuwige bestemming, en die toch nooit verder kwamen. Naar mijn beleving matchte dat niet met de peilloze diepte van Gods liefde. Van een jv-leider kregen we eens de tip om voor in onze agenda schrijven: „Gods genade is groter dan wij denken.” Wat een eye-opener! Dat wás het!”
De kerk hield over veel zaken controle, schrijft ze. „Zo voelde het. Waarom wil een kerkenraad overal de vinger aan de pols hebben? Als je maar netjes in het gareel loopt, bekeerd of onbekeerd, is het goed. Zodra je zelf bepaalde ideeën krijgt, ontstaan er problemen. Ik geloof direct dat er oprechte bezorgdheid achter zat, maar iets meer vertrouwen in elkaar zou beter zijn.”
Annemarie ging mee naar Bijbelstudieweekenden. „Daar was zo veel eenheid. Ik dacht: wow, zo kan het dus ook. Hier gaat het over de kern van het christelijke geloof, en we krijgen toch geen ruzie. Het was een schok dat daar in sommige kerkelijke bladen nu juist tegen werd gewaarschuwd. We vielen niet in de Geest, we spraken niet in tongen, zongen de psalmen van thuis, lazen uit dezelfde Statenvertaling en de meisjes droegen allemaal een rok. En toch mocht het niet.”
Ook dat was bezorgdheid. Ze wil het geloven. „Maar bezorgdheid, die gebaseerd is op vooroordelen drijft mensen uit elkaar, zoiets verbindt niet. Laten we elkaar niet zo argwanend besnuffelen. Als we erkennen dat het kruis centraal staat, kun je elkaar omarmen als broeders en zusters. Dan is het ook niet meer zo ingewikkeld om over pijnpunten heen te stappen. We zitten niet meer in een positie dat we kunnen blijven discussieren over tweederangsonderwerpen. Zoals soms wordt gezegd: De wereld staat in brand, en de kerk in Nederland discussieert over de kleur van de brandblusser.”
U schrijft over uw keus voor een andere kerk, terwijl u al een plaats binnen een kerk had gekregen.
„Ik geloof een heilige, algemene christelijke kerk. Dat mag je toch breder zien. De ontwikkeling die ik doormaakte, werd nog eens versneld door mijn eigen verhuizing van destijds.”
De latere verhuizing naar Groningen, samen met haar gezin, ervoer ze als een enorme stap. „Je bent uit de biblebelt gestapt. De hervormde gemeente hier in Dorkwerd is maar klein. Als we vroeger, op het schip, niet naar de kerk konden, luisterden we preken in de roef. Dat voelde raar, alsof we kerkje zaten te spelen. Zo voelde het hier in het begin ook een beetje. Alsof we met volwassenen kerkje zaten te spelen. Je wordt niet meer gedragen door de massa en dat mis je, in eerste instantie. Maar uiteindelijk gaat het om dezelfde God, dezelfde Bijbel, dezelfde Heere Jezus.”
De prediking is ook dezelfde?
„De nodiging tot het heil is ruimer. Het aanbod van genade is niet voor een enkeling, maar voor iedereen. Maar je leven moet wel veranderen. Als je Hem aanvaardt als Koning, heeft Hij als het goed is zeggenschap over alle gebieden van je leven.”
Er moet een wonder gebeuren.
„Dat moet wel, maar het klinkt weer zo lijdelijk. Er wordt van de mens wel actie verwacht. Geloven is een werkwoord. Als God ons zegt dat we ons bekeren moeten, verwacht Hij ook iets van ons.”
U hebt, schrijf u, het nest verlaten, maar niet vergeten.
„Wel verlaten, niet vergeten. De vraag is: ben ik nog een refo als ik er volgens anderen misschien niet meer als een refo uitzie? Veel dingen blijken relatief en afhankelijk van hun context. Hier in Groningen wordt Dorkwerd wel de Staphorster variant genoemd.”
U bent niet rancuneus.
„Zeker niet, rancune is wrok, toch? Dat zou wel heel ongepast zijn, ten opzichte van de kerk waarin ik het leven heb ontvangen. Ik heb de warmte gekend van de saamhorigheid van het zingen rond het orgel, van de discussies op de jeugdvereniging over dingen die er werkelijk toe doen. Dit was geen nest dat het verdient om met woorden beklad te worden.
U besluit het boek met de ”vijf nieten” van Schortinghuis. Toch ironie?
„Nee, nee, dat is niet cynisch, niet zuur bedoeld. Ik heb geen idee wat Schortinghuis verder allemaal heeft geschreven, maar zijn vijf nieten zijn in elk geval op mijn leven van toepassing. Ik weet dat ik het zelf alleen maar verprutsen kan, omdat mijn oude mens almaar bagger blijft produceren. Daar staat Gods genade tegenover. Genade is mijn lievelingswoord. Die woorden van Schortinghuis heb ik geplaatst naast de woorden van Paulus: Uit Hem, en door Hem en tot Hem zijn alle dingen.”
Uw boek is anders dan ”Dorsvloer vol confetti” van Franca Treur?
„Het boek van Franca Treur heb ik met plezier gelezen. Wel heel jammer dat ze niet meer gelooft. Ze is uitgekomen in een wereld zonder God. Daar moet ik niet aan dénken. Ik heb ooit eens mijzelf voorgesteld dat ik ervoor gekozen zou hebben om niet meer met God te leven. Dat heb ik maar twee minuten volgehouden. Het was als een diep ravijn.”
Annemarie van Heijningen
Annemarie Steenbergen (1977) werd geboren in een schippersgezin. Van haar zesde tot haar twaalfde jaar verbleef ze doordeweeks in schippersinternaat De Driemaster in Krimpen aan den IJssel. Na de middelbare school volgde ze de opleiding sociaal pedagogisch werk en werkte ze als groepsleidster op het internaat waar zij als kind woonde. Ze trouwde met Michel van Heijningen, die ze leerde kennen tijdens een evangelisatiekamp in Bunde. Samen kregen zij drie kinderen. Sinds 2009 woont het echtpaar in het Groningse Dorkwerd, waar Michel werkzaam is als pastoraal werker binnen de Protestantse Kerk in Nederland. Annemarie werkt als schrijver, spreker en is vaste columnist bij EO-Visie. ”Refomeisje” (uitg. Boekencentrum, Zoetermeer) is haar twaalfde boek.