Opinie

Geloofwaardigheidscrisis

Het PvdA-kamerlid Koenders wil dat ook Nederland een onderzoek instelt naar de kwaliteit van de informatie van de inlichtingendiensten over het Irak van Saddam Hussein. Of dat ervan komen zal, is zeer de vraag. In de politieke discussie in ons land staan momenteel andere zaken centraal.

6 February 2004 11:47Gewijzigd op 14 November 2020 00:56

De Nederlandse deelname aan de oorlog in Irak was erg marginaal. Nederland was wel politiek verbonden met de Amerikanen en de Britten, maar niet militair.

In de VS en Groot-Brittannië liggen de zaken anders. Daar is de betrokkenheid bij deze vragen veel groter. Vooral premier Blair is de strijd ingegaan met als hoofdargument dat Saddam beschikte over massavernietigingswapens die binnen een uur inzetbaar waren. Aan die gevaarlijke situatie moest zo gauw mogelijk een eind gemaakt worden.

Inmiddels is het Iraakse leger na een korte oorlog beslissend verslagen. Saddam en een belangrijk deel van zijn directe omgeving zijn gedood of gearresteerd. De vrede in Irak is echter nog ver weg. Bomaanslagen tegen de Amerikaanse bezettingsmacht en beschietingen vinden dagelijks plaats. Het onderlinge geweld tussen rivaliserende bevolkingsgroepen is zo mogelijk nog omvangrijker.

Militair gezien is de Brits-Amerikaanse actie dus een succes geworden. In politiek opzicht moet dat nog blijken. Het grote probleem voor Bush en Blair is echter dat er tot dusver niets gevonden is van de massavernietigingswapens die Saddam in menigte zou hebben gehad. Dat brengt hen in een diepe geloofwaardigheidscrisis ten opzichte van hun eigen bevolking. De uiterst pijnlijke vraag blijft zich opdringen in hoeverre ze het publiek bewust hebben voorgelogen. Zijn hun inlichtingendiensten onder druk gezet om zich stelliger uit te spreken over Saddams wapenarsenaal dan ze op grond van de beschikbare informatie hard konden maken?

Nu zou men kunnen stellen dat het toch het belangrijkste is dat Saddam is uitgeschakeld. Ook de westerse critici van de Irak-oorlog hebben voor zijn bewind geen goed woord over. Vrijwel niemand zal vinden dat Saddam in ere hersteld moet worden en de aangerichte oorlogsschade vergoed moet krijgen, omdat hij inderdaad geen massavernietigingswapens meer had.

Toch zijn we er daarmee niet. Volkenrechtelijk gezien was de aanval op Irak zonder goedkeuring van de Veiligheidsraad een omstreden zaak. De voornaamste rechtvaardiging was dat het regime van Saddam een bedreiging vormde voor de wereldvrede. Dat argument is nu in duigen gevallen.

In Amerika en Groot-Brittannië leeft onder belangrijke delen van de bevolking de gedachte dat ze door hun eigen regeringsleiders zijn bedrogen. Terecht neemt men dat hoog op.

Nu is het voor politici inzake defensie en buitenlandse politiek lang niet altijd mogelijk om het achterste van hun tong te laten zien. Maar liegen en bedriegen is nog weer een andere zaak.

Overigens moeten we de mogelijkheid niet uitsluiten dat de Amerikaanse en de Britse inlichtingendiensten te goeder trouw waren met hun alarmerende berichten over Saddams wapenarsenaal. De gegevens die dergelijke diensten binnen krijgen zijn vaak tegenstrijdig. Onder bepaalde omstandigheden kan de druk groot zijn om vooral die informatie geloofwaardig te achten die de eigen regering goed uitkomt. De Amerikaanse veiligheidsdiensten is verweten dat zij de aanslagen van 11 september 2001 niet hebben zien aankomen. Zo’n verwijt komt hard aan. Gemakkelijk leidt dat ertoe dat men vervolgens allerlei vage bedreigingen uiterst serieus gaat nemen en bij voorkeur rekening houdt met de ergste scenario’s.

Maar ook dat kan een geloofwaardigheidscrisis opleveren. Voor de dienst en voor een regering die zich ter verdediging van haar beleid daarop gebaseerd heeft.

Meer over
Commentaar

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer