Allang consensus over bestaan Jezus
Het geboorteverhaal van Jezus is een mythe, volgens ds. E. van der Kaaij. De predikant binnen de PKN stelt dat de historische Jezus niet heeft bestaan. Kan de Bijbelse geschiedenis over Jezus worden gelezen als mythe?
Ja
Ds. Van der Kaaij heeft gelijk dat het belangrijker is om in Jezus Christus te geloven en daarnaar te leven, dan dat allerlei feiten objectief waar zijn. Hij heeft ook gelijk dat de vier evangeliën in de Bijbel geen neutrale, objectieve berichten over Hem zijn. De evangeliën zijn geloofsgetuigenissen van mensen en christelijke gemeenten voor Wie Jezus heel belangrijk was.
Nee
De persoonlijke geloofsgetuigenissen van de Heere Jezus maken ze nog niet ongeloofwaardig. Eerlijk gezegd is het volkomen achterhaald en onwetenschappelijk om niet te geloven dat de Heere Jezus een historische persoon was. Behalve de evangeliën hebben we nog diverse redenen om in Zijn bestaan te geloven, waarvan ik er twee zal bespreken. Daarmee wil ik niets afdoen van de betrouwbaarheid van de evangeliën, maar me nu richten op andere bronnen voor het bestaan van Jezus.
In de eerste plaats: in het Jodendom in de eerste eeuw van onze jaartelling vond een enorme verandering plaats. Er ontstond een vernieuwingsbeweging die door de meerderheid niet werd aanvaard, zodat de vernieuwers uiteindelijk werden buitengesloten. Deze groep werd eerst De Weg genoemd (Handelingen 9:2; 19:9, 23; 22:4) maar al spoedig noemde men hen christenen (Handelingen 11:26, vóór het jaar 50 na Chr.). Terwijl het Jodendom een wat in zichzelf gekeerde godsdienst was, was deze nieuwe richting plotseling sterk missionair. Zoals bij alle grote veranderingen in de geschiedenis was het ontstaan van De Weg geen toeval, maar het gevolg van het optreden van een leidende persoonlijkheid. De Romeinen die de volgelingen het etiket christenen opplakten, wisten wie deze persoon was: de man die Christus genoemd werd!
In de tweede plaats wordt het bestaan van de Heere Jezus met naam en toenaam bevestigd door tijdgenoten die niet in Hem geloofden en die dus onverdachte bronnen zijn. De Joodse historicus Flavius Josephus bijvoorbeeld, die ongeveer werd geboren in het jaar van kruis en opstanding. In zijn boeken noemt hij Jezus een paar maal op een manier die laat blijken dat hij niet in Hem gelooft, maar hij is zich ervan bewust dat veel andere Joden Jezus van Nazareth wel erkenden als de Messias.
Op geen enkel moment ontkent Josephus het bestaan van deze Messiaanse pretendent. Hij vertelt feitelijk over diens leven: Hij was een wijs persoon die goed leefde, stadhouder Pilatus liet Hem sterven aan een kruis, Zijn volgelingen bleven Hem trouw en beweerden dat Hij uit de dood was opgestaan.
Verder zijn er rabbijnse bronnen zoals de Mishna, de schriftelijke vastlegging van de Joodse mondelinge wetten. Hierin wordt enige keren venijnig uitgehaald naar Jezus van Nazareth, die gezien wordt als een verleider van het Joodse volk. Als er ook maar enige twijfel was geweest aan het bestaan van Jezus, dan zouden de auteurs van deze bronnen die kaart zeker gespeeld hebben. Het is duidelijk dat ze de historiciteit van Jezus niet kónden ontkennen.
De derde groep tijdgenoten bestaat uit de Romeinse historici Tacitus en Suetonius, die beiden aan het begin van de tweede eeuw actief waren. Ook zij weten dat er een Jezus is geweest die veel invloed had in het land Israël en daarbuiten, ook al geloven ze natuurlijk niet in Hem als verlosser en Zoon van God.
In zijn biografie van keizer Claudius, die regeerde van 41 tot 54 na Chr., vertelt Suetonius dat Claudius de Joden uit Rome verdreef omdat ze onderling ruzie maakten over een zekere Christus. Deze persoon werd tijdens de regering van keizer Tiberius gedood door „onze” stadhouder Pontius Pilatus, zegt Tacitus, en hij vertelt dan heel kort over het bestaan van christenen in Judea en in Rome, „waar alle slechte en schandelijke dingen van over de hele wereld hun centrum krijgen en populair worden.”
Ten slotte is er nog de Romeinse schrijver Plinius, die in het jaar 112 stadhouder van Asia was. Hij ontmoette daar christenen en wist niet goed raad met hen, zodat hij keizer Trajanus schriftelijk om advies vroeg. In deze brief noemt hij het christelijk geloof „waanzin.” Hij legt de keizer uit dat de christenen Christus als God vereren door liederen voor Hem te zingen en dat ze Hem nooit zullen lasteren, ook niet onder druk van vervolging.
Dus
Het bestaan van Jezus van Nazareth is historisch gezien boven elke twijfel verheven. We vragen ons toch ook niet af of keizer Augustus of Willem van Oranje wel echt hebben geleefd?
Wij mogen ons echter wel afvragen of wij Hem serieus nemen en of wij leven bij het licht van Zijn kruis en opstanding. En of Zijn levenswandel ons dagelijks tot voorbeeld is.
Dr. Pieter J. Lalleman, docent Nieuwe Testament aan Spurgeon’s College in Londen. Heeft u een vraag voor deze rubriek of wilt u reageren? weerwoord@refdag.nl