Joden voelen zich steeds meer beperkt in hun Jood-zijn
Gevoelens van angst en onveiligheid in de Joodse gemeenschap nemen toe. Zeker na de recente aanslagen in Parijs en Kopenhagen. David Ragamin (20) uit Rotterdam emigreert daarom naar Israël. „Ik kan in Nederland moeilijk Jood zijn.” Broer Aviël (22) overweegt dezelfde stap.
De veiligheidsmaatregelen bij de synagoge aan het A. B. N. Davidsplein in Rotterdam zijn duidelijk zichtbaar. Op de stoep van de Nederlands Israëlitische Gemeente (NIG) staat een mobiele politiepost. Ter bewaking. Camera’s houden de omgeving scherp in de gaten.
De incidenten tegen de Joodse gemeenschap in Europa stapelen zich op. De dodelijke aanslagen in Toulouse, Brussel, Parijs en Kopenhagen vormen slechts het topje van de ijsberg. Vrijwel dagelijks krijgen Joden te maken met scheldpartijen en intimidatie. Ook in Nederland.
Impact
De aanslagen op Joodse doelen in Parijs en Kopenhagen maken grote impact op het orthodox-Joodse gezin Ragamin –met vier jongens– in Rotterdam. De gijzeling in de koosjere supermarkt roept herinneringen op aan 11 september 2001. David en Aviël Ragamin weten nog precies waar ze zich bevonden op het moment van de aanslag in Parijs.
„Ik was daar bezig mijn gebeden uit te spreken voor sabbat”, wijst David naar de andere kant van de woonkamer. „De tv stond aan, dus dan krijg je toch van alles mee.” Aviël herinnert zich nog zijn thuiskomst. „Ik ging gelijk voor de tv zitten en hield daarnaast op mijn telefoon de ontwikkelingen via Twitter in de gaten: Nee, dacht ik. Niet wéér…”
De zon gaat onder. De sabbat breekt aan. Orthodoxe Joden mogen op hun rustdag geen vuur maken, geen werk verrichten en bijvoorbeeld geen elektriciteitsschakelaars omzetten. Omdat de tv is blijven aanstaan, is uitzetten na zonsondergang verboden. Het gezin Ragamin volgt daardoor –noodgedwongen– de hele sabbat de slag om de Joodse super. En de nasleep.
Koude douche
Voor David is de maat vol. Eind vorig jaar heeft hij besloten te emigreren naar Israël. „De aanslagen in Parijs vormen voor mij de bevestiging dat mijn besluit juist is. Mijn twijfel is weg”, stelt hij. De oud-leerling van de Joodse Maimonides Scholengemeenschap in Amsterdam pakt in augustus zijn biezen. Enkele reis Israël. Met enkel z’n havodiploma op zak.
Het beloofde land is geen onbekende bestemming voor hem. „Ik ben in 2013 een jaar lang in Israël geweest”, vertelt hij. „Prachtig. Dáár voel ik me veilig.” De overgang –vorig jaar– vanuit Israël naar Nederland was groot: „Van een warm bad naar een koude douche.”
Op de eerste dag dat hij in Nederland was, werd hij vier keer uitgescholden om zijn Jood-zijn. Vóór zijn vertrek naar Israël was dat misschien vier keer in de drie maanden, schat hij. „Ik vroeg me af wat er in Nederland in een jaar tijd was gebeurd.”
Een van de redenen was de oorlog in Gaza, naar aanleiding van de gruwelijke moord op drie onschuldige Joodse jongens in Israël. De begripvolle reacties in Nederland op de misdadige moordpartij raken David diep. „Op sociale media, maar ook op nu.nl bijvoorbeeld verschenen lovende reacties over de daders, terwijl de Joodse slachtoffers deze dood zouden hebben verdiend.”
De jonge orthodoxe Jood –met keppeltje– krijgt dagelijks te maken met Jodenhaat. „In Rotterdam-Zuid durf ik niet met mijn keppeltje over straat te lopen. Daar trek ik een muts of pet over mijn hoofd.” Reacties op straat variëren van aanstaren en achtervolgen tot schelden en schouderduwen geven. Intimidatie, alleen om zijn Jood-zijn.
Moeder Anita Ragamin (54) vult aan: „David probeert openlijk te leven als Jood, maar hij moet steeds meer concessies doen.” David is de treiterijen en intimidatie beu. Met zijn vertrek wil hij ook een signaal afgeven. „Het is voor Joden niet veilig meer in Nederland. Ik hoop dat de overheid wordt gestimuleerd meer actie te ondernemen. Veiligheid gaat voor alles.”
Moeilijker
Broer Aviël overweegt eveneens Nederland vaarwel te zeggen. Na de terreuraanslagen in Parijs en Kopenhagen is emigratie voor hem een aanzienlijk serieuzere optie geworden. „Voor de aanslagen was ik neutraal, 50-50. Vertrekken is aannemelijker geworden dan blijven.”
Het wordt Joden hier steeds moeilijker gemaakt om Jood te zijn, legt hij uit. „Wij kunnen niet zonder meer voor onze identiteit uitkomen. Het dragen van een keppeltje is al lastig. Maar ik kan hier ook niet over straat met een ketting met een davidsster of met shirt van een Israëlische voetbalclub. Als je steun voor Israël uitspreekt, levert dat al de nodige narigheid op.”
Aviël draagt in het dagelijks leven geen keppeltje. „Mijn broer is meer praktiserend.” Toch wordt ook hij regelmatig geconfronteerd met Jodenhaat. „Op mijn witte, elitaire middelbare school in Rotterdam brachten leerlingen de Hitlergroet. Geen leraar zei er iets van. Het wordt getolereerd en misschien wel geaccepteerd.”
De Rotterdammer houdt er rekening mee dat dit gedrag voortkomt uit baldadig, stoer pubergedrag. De eerste week op de universiteit helpt hem echter uit de droom. „In een groep van dertig allochtone studenten zei iemand: „Als ik een Jood tegenkom, steel ik van hem.” Niemand in de collegezaal protesteerde. Er is blijkbaar sprake van getolereerd racisme.”
Buitensluiten
Dergelijke voorvallen hebben de nodige impact op leden van de Joodse gemeenschap, legt Aviël uit. „Psychisch doet dat wat met je: je vóélt dat je niet welkom bent. De aanslagen én het gevoel buitengesloten te worden zijn, op z’n zachtst gezegd, vervelend.”
Voor Aviël is de vraag niet zozeer wel of niet vertrekken naar Israël. „Voor mij is de kwestie: Waar laat ik mijn kinderen opgroeien? In een samenleving waar ze worden geaccepteerd of in een samenleving waar ze worden buitengesloten?”
De Rotterdamse student, tevens voorzitter van de jongerenorganisatie van het Centrum voor Informatie en Documentatie Israel (CIDI), is „pessimistisch” over de toekomst in Nederland. Antisemitisme komt volgens hem onder alle bevolkingsgroepen voor, hoewel „significant” vaker onder allochtonen groepen.
David vult aan: „Antisemitisme is niet iets van de laatste 200 jaar, maar is terug te voeren tot de tijd van de Thora. „Abraham geeft Izak en Ismaël een zegen. Als het Izak goed gaat, levert dat reacties op van Ismaël. Daar ligt de basis van het antisemitisme.”
De overheid moet Jodenhaat met wortel en tak uitroeien, vindt Aviël. Hij realiseert zich dat dit een vrijwel onmogelijk opgave is. „De autoriteiten doen veel, maar het is vooral symptoombestrijding. De overheid moet de diepte in. Met stille tochten en het leggen van bloemen redden we het niet. Daadkrachtig optreden is nodig. Antisemitisme terugdringen tot een acceptabel niveau is het minste wat ze kan doen.” Aviël spreekt daarbij met waardering over burgemeester Aboutaleb van Rotterdam. „Fantastische man.”
Gelovig
De fysieke veiligheid in Nederland is –volgens Aviël– prima, mede dankzij de inzet van politie en marechaussee. Toch is het voor hem niet de vraag of er een aanslag in Nederland plaatsvindt, maar alleen wanneer.
Ondanks de „goede fysieke veiligheid” komt de „mentale veiligheid” voor Joden daar niet mee overeen. „Mijn beleving van veiligheid is anders. Het levert onrust op in mijn hoofd dat ik verantwoording moet afleggen van mijn Jood-zijn. Het is moeilijk om hier te zijn wie je bent. Ik ben Nederlander en ik blijf Nederlander. Ik ben Joods gelovig en ik blijf Joods gelovig.”
Bij een eventueel vertrek uit Nederland is Israël een goede optie, maar ook de VS of Canada behoren voor Aviël tot de mogelijkheden. De derdejaarsstudent geneeskunde aan de Erasmus Universiteit houdt in zijn studie rekening met vertrek. „Zodat ik weg kan als ik weg wil.”
Israël is een logische bestemming, ook al omdat vader Ragamin een Israëliër is. In 1995 hebben de Ragamins vanuit Middelburg de aliya, de emigratie naar het beloofde land, gemaakt. Pakweg anderhalf jaar hebben ze in Israël gewoond. In 1996 is het gezin naar Nederland teruggekeerd.
Ingrijpend
David realiseert zich dat zijn emigratie naar Israël ingrijpend is. „Ik ga in m’n eentje, zonder diploma’s, terwijl ik het Ivriet niet vloeiend spreek.” Hij hoopt te gaan werken in een kibboets. Hij krabt even onder z’n keppeltje. „Ik houd er ook rekening mee dat ik word opgeroepen voor het leger.”
Moeder Ragamin ziet haar zoon met lede ogen vertrekken. „Ik zal hem missen. Maar niet alleen ik, ook in de sjoel zullen ze hem missen.” Ze ziet één lichtpuntje. „Je hoopt vurig dat je kinderen Joods trouwen. In Nederland is de vijver klein. Ik hoop dat hij daar een Joods meisje tegenkomt.”
Aviël begrijpt de keus van zijn broer David om te vertrekken. „Ik vind het wel heel erg triest.” David vraagt zich op zijn beurt of de keus van zijn broer Aviël om te blijven verstandig is. „Over vijf jaar is het echt niet meer mogelijk om hier praktiserend Jood te zijn.”
De veiligheidssituatie in Israël –én aan de grenzen van het land– verslechtert. „Toch ben ik overtuigd van mijn beslissing”, stelt David. „Mijn Jood-zijn is net zo belangrijk als mijn veiligheid. Verder vertrouw ik op het leger. Maar meer nog: Ik vertrouw op God. Ik heb genoeg wonderen gezien. God zal Zijn volk beschermen. Israël is al bijna zeventig jaar een wonder.”