Hoge zandgronden moeten rekenen met droogte
Boeren en natuurbeheerders op de hoge zandgronden in Zuid- en Oost-Nederland kampen ’s zomers geregeld met watertekorten. En die nemen door de klimaatverandering alleen maar toe.
Maar liefst 40 procent van alle economische activiteiten heeft plaats op hoge zandgronden; die hebben vaak veel water nodig. Waterschaarste is daarmee een regelrechte bedreiging van de economie. Waterbeheerders en watergebruikers staan voor de uitdaging daar een oplossing voor te vinden.
Een van de belangrijkste instrumenten in het Deltaprogramma om met waterschaarste om te gaan, is de introductie van voorzieningenniveaus: hoeveel grond- of oppervlaktewater is er in normale en droge omstandigheden beschikbaar voor gebruikers zoals landbouw, industrie en natuur?
Ondanks de voorzieningenniveaus kunnen er toch tekorten ontstaan. Dan treedt de afgesproken verdringingsreeks in werking: als het beschikbare zoetwater moet worden verdeeld, gaan belangrijke functies –zoals de drinkwatervoorziening– vóór minder belangrijke, zoals het beregenen van landbouwgewassen.
Dijkgraaf Lambert Verheijen van waterschap Aa en Maas houdt zich als bestuurlijk trekker van het Deltaplan Hoge Zandgronden bezig met de beschikbaarheid van zoetwater op de hoge zandgronden in Zuid-Nederland. Samen met gedeputeerde Bert Boerman (CU) van Overijssel, die de hoge zandgronden in Oost-Nederland in zijn portefeuille heeft, is hij nauw betrokken bij het Deltaprogramma. Beiden geven hun visie op het omgaan met zoetwater in hun regio. Ook Sara de Boer, lid van het programmateam zoetwater van het ministerie van Infrastructuur, schuift aan tafel.
„Bedrijfsvoering aanpassen”
Waterschap Aa en Maas werkt samen met de regionale partners uit het Deltaplan Hoge Zandgronden om zoetwatertekorten te voorkomen. Het waterschap heeft bijvoorbeeld akkoorden gesloten met Rijkswaterstaat, legt dijkgraaf Lambert Verheijen uit. „Voor de verdeling van het Maaswater zijn twintig jaar geleden al belangrijke internationale akkoorden gesloten met onder meer België. Wij hebben daardoor de beschikking over 6 kubieke meter Maaswater per seconde.”
Het grootste deel van de industrie en de landbouw in Zuid-Nederland gebruikt echter grondwater, vervolgt de dijkgraaf. „Evenals voor het oppervlaktewater, maken we voorzieningenniveaus voor het grondwatergebruik, afspraken over hoeveel water de gebruikers in normale en in extreme omstandigheden binnen bepaalde marges kunnen beschikken. We brengen daarin het beregeningsbeleid onder, waarin staat onder welke voorwaarden boeren mogen beregenen uit grondwater.”
Ondanks alle maatregelen kan er in de toekomst een tekort aan water ontstaan. „Ons beleid is erop gericht die te voorkomen en voorraden aan te leggen in de bodem.” Het waterschap brengt daarom in sommige gebieden het grondwaterpeil omhoog. „Dat doen we in samenspraak met boeren en natuurbeheerders. Het kan bijvoorbeeld betekenen dat bepaalde sloten worden gedempt en andere worden voorzien van stuwtjes.”
Deze maatregelen kunnen ingrijpende gevolgen hebben voor boerenbedrijven in de laaggelegen beekdalen, vervolgt de dijkgraaf. „Die moeten hun bedrijfsvoering op termijn aanpassen aan een hogere grondwaterstand. Ze kunnen er bijvoorbeeld geen asperges of schorseneren meer telen, maar wel jongvee laten grazen.”
De agrarische sector onderkent het belang van de maatregelen ook: beter een wat hogere grondwaterstand dan droogte in de zomer. „Dat is een serieuze ommezwaai geweest in de samenwerking tussen de beheerder en de gebruikers van zoet water”, bevestigt Sara de Boer.
De afspraken die het waterschap met zoetwatergebruikers maakt, gelden voor een vastgestelde tijd: er bestaat dus geen levenslang recht op gegarandeerde hoeveelheden water.
„Voor de lange termijn kunnen gebruikers voor de vraag komen te staan: moet ik naar een andere plek verhuizen, een andere teelt opstarten, of moet ik mijn productiewijze gaan aanpassen”, somt Verheijen op. „Ook boerenorganisatie LTO en werkgeversorganisatie VNO-NCW onderkennen de noodzaak van de maatregelen.”
Vanuit het Deltafonds is er 60 miljoen euro gereserveerd voor de zoetwaterplannen op de hoge zandgronden, waarvan 33 miljoen euro voor de zoetwaterplannen in Zuid-Nederland, vertelt De Boer. „Samen met het geld van regionale partners beschikken we tot 2021 over een bedrag van 159 miljoen euro. Maar dat is eigenlijk nog te weinig om alle plannen te kunnen realiseren.”
Tegelijk met de maatregelen om waterbuffers aan te leggen, hebben beekherstelprojecten plaats; de normalisatie van de beken in de jaren zestig van de vorige eeuw wordt daarmee teruggedraaid. Doordat de beken weer gaan meanderen, heeft het water meer tijd om in de bodem te zakken. Van de 190 kilometer is inmiddels 40 kilometer gerealiseerd. De herinrichting van de beken helpt ook de natuur vooruit: langs de beken is inmiddels 100 kilometer aan ecologische verbindingszone aangelegd.
Ook brengt het waterschap water weer terug in de stad, vervolgt Verheijen. „De Binnendieze fungeerde jarenlang als open riool voor ’s-Hertogenbosch. Alle huizen zijn er nu aangesloten op de riolering en we zijn een schoonmaakoperatie gestart. Inmiddels ruik je niets meer en zwemt er zelfs vis.”
Hoe belangrijk een gedegen zoetwaterbeleid voor de agrarische sector is, illustreert de dijkgraaf met een aantal cijfers. „De economische waarde van de agrofoodsector is 60 procent van de totale Brabantse economie. De economische schade door droogte zal bij ongewijzigd beleid 75 miljoen euro per jaar bedragen in 2050.”
„Economie direct getroffen”
Het blijkt ingewikkeld om boerenbedrijven op de hoge zandgronden in Oost-Nederland van voldoende water te voorzien. „We kunnen nu niet garanderen dat er tot 2050 genoeg water beschikbaar is”, aldus Bert Boerman, gedeputeerde van de provincie Overijssel.
De waterschappen en de agrariërs op de Sallandse Heuvelrug en Twente zullen maatregelen moeten nemen. „Voor de hand liggend is waterbesparing binnen de agrarische sector. Daarnaast kunnen ze water vasthouden door het plaatsen van stuwen of door watergangen ondieper te maken. Maar ook dat houdt een keer op. Ten slotte kunnen we water van elders aanvoeren via de IJssel en het Twentekanaal. Maar dat kan slechts in een beperkt deel van Oost-Nederland.”
De waterstand in de IJssel is doorslaggevend om het achterland van voldoende zoetwater te kunnen voorzien, vervolgt de gedeputeerde. „Als het water te laag staat, krijgt het Twentekanaal onvoldoende water en staat ook Salland droog.”
Dat hij niet per se een zwarte bril heeft opgezet, blijkt wel uit de situatie in de afgelopen jaren. „Tijdens grote droogte is het waterpeil nu al zo laag dat schepen niet volbeladen over de IJssel kunnen varen. Daardoor wordt de economie direct getroffen.” Zomerbedverdieping van de IJssel is echter geen optie, weet Boerman. „Je krijgt dan te maken met verrassende neveneffecten, zoals vervuiling van een drinkwaterwingebied.”
Landbouworganisatie LTO kwam in 2013 met het zogeheten Deltaplan Agrarisch Waterbeheer, vervolgt de gedeputeerde. „Een van de hoofdpunten daarin is dat de agrariërs zelf een deel van de zoetwatervoorziening voor hun rekening nemen. Bijvoorbeeld door de stuw in de watergang achter hun bedrijf te gaan bedienen. Wie weet er beter hoe het zit met het water in zijn buurt dan de boer?”
Overijssel heeft daarnaast de grote opgave om 24 Natura 2000-gebieden in stand te houden. Samen met Gelderland beheert Overijssel de helft van alle Nederlandse Natura 2000-gebieden.
Tegelijk met de verdeling van het zoetwater werkt de provincie samen met waterschappen aan de kwaliteit van het oppervlaktewater. Een voorbeeld van zo’n project is Kristalbad Hengelo. „De Elsbeek voert vanuit Enschede ‘dood’ water van de rioolwaterzuivering aan. Via natuurlijke zuivering en opwerking in het Kristalbad wordt het water gezuiverd en geschikt om in Hengelo’s zomers de hittestress tegen te gaan”, legt Boerman uit. Het project –een initiatief van het waterschap Vechtstromen– wordt dit jaar afgerond.
„Dergelijke projecten maken het ook mogelijk om water te beleven. In het recente verleden werd het te veel weggestopt; en bij wateroverlast snapte niemand meer dat de riolen overliepen doordat vertollig regenwater niet wegkon. We moeten weer leren van de praktijk, van de natuur en haar beheerders. En op z’n tijd een beetje wateroverlast maakt mensen ook weer bewust van het probleem”, aldus Boerman.
„Met bijvoorbeeld wadi’s kunnen we het probleem van de waterafvoer oplossen en tegelijk het water beleefbaar maken. Als het regent, zien de mensen het waterpeil stijgen. Ze krijgen er een bepaald gevoel bij. Bovendien, water in beweging helpt ook bij het welbevinden van de omwonenden.”
Aanvankelijk was de zoetwaterproblematiek op de hoge zandgronden helemaal niet in beeld bij het Deltaprogramma, weet Boerman. „We zijn er toen zo diep ingedoken dat we nu zelfs een voorsprong hebben ten opzichte van de andere zoetwaterplannen. We kunnen al met de uitvoering beginnen.”