Leugen van cultuur ontmaskeren
Titel:
”Ontmaskering. Christelijk geloof en cultuur”
Auteur: dr. A. van de Beek; ISBN 90 211 3869 7
Uitgeverij: Meinema, Zoetermeer 2001
Pagina’s: 100
Prijs: € 10,80. Prof. A. van de Beek legt in ”Ontmaskering” uit hoe het christelijk geloof de neiging heeft zich aan te passen aan de heersende cultuur. Hij wil echter haar leugen ontmaskeren: daarom moeten wij de cultuur waarin we leven, goed kennen.
Prof. A. van de Beek heeft de inaugurele rede die hij als hoogleraar symboliek op 21 september 2001 aan de Vrije Universiteit te Amsterdam hield, uitgewerkt tot een publicatie. Om de moderne westerse cultuur -de cultuur van het grote kapitaal die overal in de wereld slachtoffers maakt- te ontmaskeren, beroept de hoogleraar zich op de vroegchristelijke apologeten uit de eerste eeuwen van de kerk. Van de Beek, tevens directeur van het International Reformed Theological Institute, doordenkt wat het betekent om kerk te zijn in een ogenschijnlijk plurale cultuur. Een cultuur die echter gedreven wordt door één macht: die van het grote geld.
Zeer actueel zijn de dingen die prof. Van de Beek over de islam, de Arabische wereld en Amerika naar voren brengt in het vijfde hoofdstuk, over ideologieën. Hij hield zijn rede tien dagen na de elfde september! Er groeit, aldus de hoogleraar, een wereldmacht en een wereldcultuur - de cultuur van het grote kapitaal. Het verzet daartegen ziet prof. Van de Beek in de Arabische wereld. En dan het concreetst in wat doorgaans met moslimfundamentalisme wordt aangeduid. „Radicale Moslims willen hun eigen identiteit bewaren ten opzichte van het steeds meer doordringende Westerse liberalisme” (blz. 65). Op blz. 66 schrijft hij: „Meer dan christenen weigeren moslims zich aan te passen. Dat betekent dat als er ooit een groot conflict komt tussen een westerse macht en een andere ideologie, de moslimwereld de eerste kandidaat is om de tegenstander te zijn.”
Verkiezing en schuld
Prof. Van de Beek legt uit hoe het christelijk geloof en de christelijke theologie de neiging hebben zich aan te passen aan de heersende cultuur. Hij wil die cultuur in haar leugen ontmaskeren. Daarom moeten wij de cultuur waarin we leven goed kennen. Ook godsbeelden die mensen hebben, moeten ontmaskerd worden. In de kritische ontmaskering van de wereld en van zichzelf zullen christenen opnieuw moeten leren wat het vreemdelingschap in de wereld betekent.
In het tweede hoofdstuk, over ”De zaaiende Logos”, wijst de auteur op het belang van de menselijke kennis en de voortgang daarvan. Zo wordt ons leven mogelijk gemaakt: ze is de bron voor het loflied en een gave met betrekking tot het denken over God. Creatief vond ik de manier waarop prof. Van de Beek de kwantumfysica dienstbaar maakt om ons de leer van de drie-eenheid beter te verwoorden: hoe eenheid in veelheid kan bestaan, zonder dat er een overkoepelende eenheid is. Ook het voorbeeld dat de auteur geeft over de verkiezing en de vrije wil sprak me aan. Met het voorbeeld van het licht als deeltje en als golf maakt hij duidelijk dat we dit soort dilemma’s niet met een eenduidige redenering kunnen oplossen. Vanuit de wil van de mens kun je spreken over verantwoordelijkheid en schuld. Gaat het over goddelijke genade en goddelijke vrijheid, dan spreken we vanuit het perspectief van de verkiezing (blz. 24).
Apostelen
Van de Beek hekelt het spreken over een afzonderlijke christelijke identiteit. „Christelijk geloof bestaat niet uit een set van normen en waarden… Christelijke identiteit kan niets anders zijn dan de gemeenschap met Christus in de werkelijkheid van het gewone leven” (blz. 83).
De auteur geeft in dit boekje blijk van een cultuurkritische opstelling, en hij maakt ernst met het geloof van de kerk der eeuwen. Ik vind het een onthutsend boekje met betrekking tot de theologie, de politiek en de duiding van de geschiedenis. Veel zaken worden ontmaskerd, bijvoorbeeld de onvrijheid van de Afrikaanse vrouw en de situatie van de rijkeluiskinderen in Amerika.
De kerk staat voor de vraag of ze blijft bij het geloof dat haar door de apostelen is overgeleverd. In het laatste hoofdstuk -”Wat een theoloog moet weten”- noemt Van de Beek twee brandpunten: het bijbrengen van de kennis van het christelijk geloof, maar ook de kennis van de niet-christelijke stromingen en godsdiensten.
Van de Beek schrijft enorm prikkelend. Soms gaat hij mij te ver. Hij zal zeker zijn studenten kritisch maken tegen allerlei vormen van cultuurchristendom. Vanuit zijn leeropdracht -de symboliek- zal hij genoodzaakt zijn om bezig te blijven met de bronnen van de theologiebeoefening door de kerk der eeuwen.