Zoetheid
Hooglied 2:16a
„Mijn liefste is mijn en ik ben Zijn.”
Ik ben de Zijne door koop, en ik ben de Zijne door overwinning. Ik ben de Zijne door gift en ik ben de Zijne door verkiezing. Ik ben de Zijne door het verbond en door huwelijk. Ik ben geheel de Zijne, ik ben bijzonder de Zijne, ik ben algemeen de Zijne, ik ben eeuwig de Zijne.
Ik weet dit zeer wel en de wetenschap daarvan is mijn vreugde in het leven en mijn kracht en kroon in het sterven. De Kerk zegt: „Gij zijt toch onze Vader, want Abraham weet van ons niet en Israël kent ons niet. Gij, o Heere, zijt onze Vader, onze Verlosser vanouds af is Uw Naam” (Jesaja 63:16). Asaf kon zeggen: „God is mijn deel in eeuwigheid” (Psalm 73:26). En David kon liefelijk zingen: „Ik ben Uwe, behoud mij” (Psalm 119:94).
Job kon door de donkerste wolk heen zien en zeggen: „Want ik weet, mijn Verlosser leeft” (Job 19:25). Thomas riep uit: „Mijn Heere en mijn God” (Johannes 20:28). En Paulus bazuint het uit: „Niets kan mij scheiden van de liefde van Christus” (Romeinen 8:38, 39). Hij kon zeggen: „Ik heb de goede strijd gestreden, ik heb de loop geëindigd, ik heb het geloof behouden; voorts is mij weggelegd de kroon der rechtvaardigheid” (2 Timotheüs 4:7, 8). Daarom kunnen gelovigen nu een zoete verzekering verkrijgen van hun eeuwige zaligheid en verlossing.
Thomas Brooks, predikant te Londen
(”De hemel op aarde”, 1657)