Minder dierproeven door nieuwe medicijntest
Onderzoeksinstituut CIDC-Lelystad heeft van de Europese Unie toestemming gekregen voor invoering van een revolutionaire testmethode van diergeneesmiddelen tegen pseudovogelpest. Dat heeft het instituut donderdag naar buiten gebracht. Belangrijke winst is dat er voortaan geen dierproeven meer nodig zijn om de werking van die vaccins te controleren.
Tot nu toe waren er elk jaar ongeveer 3000 kippen nodig om de werkzaamheid en de kwaliteit van geneesmiddelen tegen de pseudovogelpest te testen. Bij de methode van CIDC-Lelystad zijn de levende kippen vervangen door celmateriaal. Dat is goedkoper en sneller dan het uitvoeren van dierproeven.
Woordvoerder L. Elzinga van CIDC-Lelystad stelde donderdag dat het nog wel wachten is op de officiële registratie van de methode door de Europese Unie. Zijn verwachting is dat de techniek daarom pas in 2005 daadwerkelijk mag worden gebruikt.
De wetenschappers hebben voor dit project, waarmee ze in 1998 zijn begonnen, financiële steun gehad van het Platform Alternatieven voor Dierproeven. Het is overigens niet bedoeld dat de test in de verkoop komt voor marktpartijen. Elzinga: ,Dit is alleen bedoeld voor eigen gebruik en voor soortgelijke instituten elders in Europa.‘’
Pseudovogelpest heeft vrijwel dezelfde symptomen als de klassieke vogelpest. Beide virusziekten zorgen bijvoorbeeld voor hoge sterfteaantallen omdat dieren onder meer last van hun luchtwegen krijgen. Grootste verschil is dat de verlammingverschijnselen bij pseudovogelpest meestal erger zijn, maar dat zouden alleen deskundigen kunnen zien.
Dieren worden in Nederland verplicht tegen de ziekte ingeënt. Dat is internationaal toegestaan, omdat pseudovogelpest in het verleden wereldwijd een veelvoorkomende dierziekte was. De laatste constatering in Nederland, afgelopen kerst, was bij enkele geïmporteerde vogels in een quarantainestation.