Waarom Israël niet mag bestaan
De staat Israël móét niet alleen worden vernietigd, maar zál ook van de kaart worden geveegd”, verklaarde de Iraanse president Mahmud Ahmadinejad op 26 oktober 2005, en hij heeft het nadien nog vele malen herhaald. Uitspraken van een krankzinnige? „Nee”, zegt theoloog prof. dr. Hans Jansen. „Voor de hele islamitische wereld is één ding volstrekt duidelijk: Israël mag niet bestaan. En laten we het dáár nu eens over gaan hebben.”
Een religieus conflict
Maar waarom mag Israël dan niet bestaan? Op precies die vraag gaat prof. dr. Hans Jansen, verbonden aan het Simon Wiesenthal Center in Brussel, in zijn jongste boek in – onder de titel ”Waarom mag Israël niet bestaan in het Midden-Oosten?” (uitg. Jongbloed, Heerenveen, 1024 blz.). Het antwoord geeft hij eigenlijk al op een van de eerste bladzijden, via een citaat van de Brits-Amerikaanse historicus Bernard Lewis: „Geen enkele moslim zal ooit definitief afstand doen van grondgebied (bijvoorbeeld Palestina) dat ooit werd toegevoegd aan het rijk van de islam.”
En dat werd het land, in het jaar 638. Allah zélf schonk Palestina toen aan de moslims – gelet op een uitlating van Mohammed in 628: „Het land behoort aan Allah en zijn gezondene.”
Jansen in zijn boek: „Talrijk zijn de juridische teksten die deze stelling illustreren. Om een voorbeeld te geven: „Palestina wordt ”fai” genoemd, omdat Allah dit land in 638 van de ongelovige Joden heeft afgenomen en aan de moslims heeft gerestitueerd. In principe heeft Allah dit land geschapen opdat de gelovigen hem ermee zouden dienen. Welnu, de ongelovigen (de Joden), dienen Allah niet in Palestina, en daarom gaf hij het aan de gelovige moslims (de Joden hebben eeuwenlang ten onrechte in Palestina gewoond!).””
Wijdverspreid
Een compleet nieuwe studie schreef de hervormde theoloog –niet te verwarren met de gelijknamige Arabist– deze keer niet. „Het is eigenlijk een herziening en verdere uitwerking van mijn boek uit 2006”, zegt Jansen (82) aan de eettafel in zijn historische woning, hartje vestingstad Heusden. Naast hem ligt een stapeltje tijdschriften en brieven, gericht aan dr. J. B. G. Jansen.
„Nog bijna wekelijks krijg ik brieven of mails naar aanleiding van mijn vorige boek, ”Van Jodenhaat naar zelfmoordterrorisme””, zegt hij. „Het onderwerp daarvan is vooral de Jodenhaat in de islamitische wereld. In het nu uitgekomen boek richt ik mij met name op een thema dat daarin nog niet zo voorkomt: hoe komt het nu dat Israël niet mág bestaan in het Midden-Oosten? Neem de uitspraken van Ahmadinejad: waarom stond er nu nooit één islamitische denker, imam, filosoof, op die hier tegen protesteerde?”
Uw antwoord?
„Er is maar één antwoord: Israël kan en mag niet bestaan. En in mijn boek toon ik dat uitvoerig aan, aan de hand van vele tientallen documenten.
Het begint al in 1937, elf jaar vóór de oprichting van de staat Israël dus. De grootmoefti van Jeruzalem, Hadji Ami al-Hoesseini, laat dan in het Syrische Bludan een pan-Arabisch congres houden. Van 8 tot 10 september komen in het Grand Hotel ruim 400 vooraanstaande moslims bijeen, om met elkaar door te spreken over de vraag hoe te denken over het Joods Nationaal Tehuis, als afzonderlijke Joodse eenheid in Palestina. Want de grootmoefti zag aankomen dat het hiermee toch de kant opging van een Joodse staat. De uitkomst: die mag er onder geen beding komen. En Palestina delen? Geen denken aan.”
Kwam dit voort uit antisemitisme, denkt u?
„Wie zal ontkennen dat dit antisemitisme is?
Maar laat me even verder gaan. Na de Zesdaagse Oorlog, in 1967, werd er opnieuw een groot congres georganiseerd, in Khartoem. Hoe nu te denken over Israël, dat zojuist een grote overwinning had behaald op de Arabische landen? En opnieuw maakten de beste denkers, wetenschappers, duidelijk: Israël kan en mag niet bestaan. Dus géén vrede met Israël, géén onderhandelingen met Israël, géén erkenning van de staat Israël, en hameren op de rechten van het Palestijnse volk op hun eigen land, namelijk héél Palestina.
En zo is het tot op de huidige dag. We moeten af van de gedachte dat Hamas en Abbas iets verschillends willen. Abbas zal niet ontkennen dat Israël bestaat. Maar hij ontkent Israëls bestaansrécht. Toen Tony Blair met pensioen was gegaan als premier van Groot-Brittannië, heeft hij daarna verschillende keren gezegd: Ten aanzien van Israël en de Palestijnen heb ik me grandioos vergist. Abbas en Hamas – ze willen beide hetzelfde.”
Eigenlijk zegt u dat het hier om een religieus conflict gaat.
„Dát is de gedachte die ik in mijn boek neerleg: het gaat hier om een heel diep, theologisch, godsdienstig conflict. In de proloog noem ik het woord ”waqf”. Dat is het. Wanneer de islam eenmaal een bepaald territorium heeft geannexeerd, blijft het zijn eigendom, altijd. En die gedachte vind je in alle referaten, op alle mogelijke islamitische congressen hierover, terug. Het gaat hier om een dogma binnen de islamitische gemeenschap wereldwijd, de umma.”
Dat lijkt in te houden dat dit conflict onoplosbaar is. Dogma’s geef je niet zomaar op.
„Het is een echt godsdienstig, religieus conflict, met immense politieke consequenties. En daarvan zeg ik: Laten we dát nu eens serieus nemen. Ik wil daar nog eens een apart essay over schrijven: je kunt alleen maar verder komen als je de ander –de Palestijnen, de moslims– hierin volstrekt serieus neemt.
Wat ik trouwens geweldig vind: deze week sprak ik op een boekpresentatie in Antwerpen een man die zei –en ik vond dat echt grandioos–: „Mijn 16-jarige zoon is helemaal weg van uw boek.” Dat trof me heel diep. Zestien jaar, en hij begreep dus wat ik wilde zeggen.”
Vanuit islamitisch perspectief is Israël „het kwaad.” Kun je vanuit het christelijk denken zeggen dat het in het conflict in het Midden-Oosten om een strijd gaat tussen het „Rijk van God” en het „aardse rijk” (Augustinus)?
Jansen denkt na, zegt dan: „Ja natuurlijk.”
Keert dan toch weer terug naar zijn boek. „Dat is dus wat ik in de hoofdstukken 1 tot en met 24 duidelijk probeer te maken: Israël móét vernietigd worden, hoe dan ook.”
Verwacht u dát dit een keer gebeurt?
„Als ik dat aan Joden zelf vraag, zeggen ze: Sinds Auschwitz weten we dat wat mensen zeggen, ook kan gebeuren. Ik sluit dus niet uit dat het gebeurt.”
Toch de vraag: denkt u dat God dit zal laten gebeuren?
„Eén ding weet ik: wat er in 40-45 gebeurd is, kan nu nog gebeuren. Ik ben daar best weleens bang voor, ja. Anderzijds blijf ik geloven in de geweldige kracht van Israël, zijn democratie, noem maar op.
Waar je trouwens ook doorlopend terugvindt dat Israël vernietigd moet worden, zijn de Palestijnse schoolboeken. Hele generaties kinderen worden hiermee opgevoed – mijn boek staat vol voorbeelden.”
NRC Handelsblad publiceerde in 2006, naar aanleiding van de geruchtmakende afscheidsrede van prof. dr. Pieter van der Horst aan de Universiteit Utrecht, een artikel waarin werd gesteld dat dit al lang niet meer actueel was.
„Onbegrijpelijk. Ik heb daarop toen ook gereageerd, maar mijn stuk werd niet geplaatst. Lees mijn boek! Ik toon het aan.”
U bent theoloog. Speelt bijvoorbeeld de zogeheten landbelofte een rol in uw denken over Israël?
„Jawel. Maar je kunt niet met alles tegelijk bezig zijn. In der Beschränkung… zeggen de Duitsers.
Ik sprak een collega uit Amerika die ook met de thematiek van mijn boek bezig is. Ik vroeg hem: Hoe doe jij dat nu, aan je studenten uitleggen waar het je uiteindelijk om gaat? Hij zei: Ik zal het je leren. In zes minuten kun je het hele probleem uitleggen, en iedereen snapt het. Lukt het je in zes minuten niet, dan helemaal niet. Dus zo wil ik het tijdens de komende boekpresentaties ook doen.”
Nu de keerzijde van de medaille. Legt u eens in een minuut uit waarom Israël wél zou mogen bestaan.
„Dan zeg ik toch: in 1948 is Israël uitgeroepen als staat, en het heeft zijn bestaansrecht bewezen. Israël mag er zijn, ook als land met een geweldige democratie. En als je dan dat kleine rode puntje op de kaarten ziet staan, Israël, denk je altijd weer: waarom mag dít land niet bestaan? Dat iemand zoals Arafat destijds de Nobelprijs voor de vrede kreeg, heeft me ook werkelijk perplex doen staan.”
Wanneer was u voor het laatst in Israël?
„Ik ben er veel geweest, met studiereizen, met studenten. De laatste jaren lukt dat niet meer. Maar iemand heeft over mijn boeken weleens gezegd: Zo zou een Jood ze geschreven kunnen hebben. Dat heeft mij toen geweldig gesterkt. Andersom probeer ik het trouwens ook: ik wil laten zíén hoe Palestijnen, moslims, denken. Alleen dan kun je ze begrijpen.”
Wat is uiteindelijk uw drijfveer om hierover te publiceren?
„Ik weet dat eigenlijk zelf niet goed. Het zal samenhangen met mijn persoonlijke ontwikkeling. Ik groeide op in Groenlo, mijn ouders woonden in een echte Joodse wijk. Mijn vader was aannemer, en we hadden veel contacten met Joodse mensen. Toen kwam de Tweede Wereldoorlog – en werden al deze Joden weggevoerd.
In de jaren na de oorlog ben ik me steeds meer gaan verdiepen in het hele kerkelijke denken over Israël en het Joodse volk. Ik kon bijvoorbeeld niet begrijpen dat net na de oorlog voorgangers –priesters, predikanten– nog zo gemakkelijk konden zeggen dat de hele Holocaust het gevolg was van het feit dat de Joden hadden uitgeroepen: „Zijn bloed kome over ons en over onze kinderen.””
Uiteindelijk resulteerde dat, in 1981, in zijn studie ”Theologie na Auschwitz”, die ook in reformatorische kring heel wat pennen in beweging bracht.
In een interview naar aanleiding van uw vorige boek, in 2006, gaf u aan er „trots” op te zijn dat er ook nog een stroming in Nederland is, met name in kringen die teruggrijpen op Calvijn en de Nadere Reformatie, die Israël nog altijd een warm hart toedraagt.
„Dat vind ik nog steeds. Voor iemand als Roger van Oordt van Christenen van Israël heb ik diep respect. En datzelfde geldt voor jullie krant.”
Juist vorige week gaf de voormalige hoofdredacteur daarvan, dr. C. S. L. Janse, aan, dat „de bijna onbegrensde Israëlliefde in onze achterban, waar theologisch ook best iets op aan te merken valt, een tandje minder mag.”
„Volstrekt mee oneens. Ik ben er ontzettend blij mee. Juist nu heeft het Joodse volk onze steun nodig – zeker ook in het licht van wat we op ons geweten hebben.”
Naar het veilige land
Israël mag dan in de ogen van de islamitische wereld niet (mogen) bestaan; het bestaat wel. En sinds de ineenstorting van Hitlers Derde Rijk, inmiddels zeventig jaar geleden, emigreerden vele tienduizenden Joden naar het land van hun vaderen. Zeker ook vanuit Europa, zo blijkt uit cijfers die het Amerikaanse onderzoekscentrum Pew deze week publiceerde.
Net voordat de Tweede Wereldoorlog uitbrak, in 1939, leefden er wereldwijd 16,6 miljoen Joden. Ruim de helft van hen –9,5 miljoen (57 procent– woonde in Europa. Na de Holocaust bleek hun aantal geslonken te zijn tot 3,8 miljoen: zo’n 6 miljoen Europese Joden waren omgebracht.
Sindsdien groeide het aantal Joden wereldwijd weer, tot naar schatting 14 miljoen in 2010 (nog altijd 2,6 miljoen minder dan in 1939). De populatie Joden in Europa haalde de omvang van voor 1945 echter nooit meer, sterker: nam sinds die tijd gestaag af, aldus Pew, dat zich onder meer baseert op onderzoek van Sergio DellaPergola van de Hebreeuwse Universiteit in Jeruzalem. In 1960 telde Europa zo’n 3,2 miljoen Joden, in 1991 nog 2 miljoen. Op dit moment wonen er nog ongeveer 1,4 miljoen Joden op het continent: 0,2 procent van de Europese bevolking en 10 procent van het totaal aantal Joden op de wereld.
De belangrijkste verklaring voor de terugloop is volgens het Pewcentrum emigratie naar Israël – dat in 1948 tot staat werd uitgeroepen. Woonden er in 1945 nog ongeveer een half miljoen Joden in het gebied, in 2010 bedroeg dat aantal 5,6 miljoen.
Joden maakten om meerdere redenen ”aliyah”. De laatste jaren is het almaar verder toenemende antisemitisme in Europa een factor van betekenis. Juist deze maand verscheen bijvoorbeeld een rapport waaruit blijkt dat het aantal antisemitische incidenten in Groot-Brittannië vorig jaar tot recordhoogte is gestegen (meer dan 1000 geregistreerde gevallen). Vooraanstaande Joden constateren een „nieuwe exodus.”
Israëls bestaansrecht mag dan steeds sterker worden bestreden, het is het enige stukje land ter wereld waar Joden zich nog énigszins veilig weten. En zelfs daar niet helemaal. Zoals prof. dr. Arieh Kochavi van het Strochlitz Institute of Holocaust Studies in Haifa het een paar jaar terug verwoordde: „We voelen ons niet veilig, nooit. Juist niet, gelet op de landen die ons omringen. Ons, laat ik zeggen, basale gevoel is er een van onveiligheid. En dat heeft alles te maken met de Holocaust.”
Wat Palestijnse kinderen leren
De Palestijnse schoolboeken onderwijzen dat de strijd tegen Israël niet zomaar een territoriale, nationalistische strijd is, maar een religieuze oorlog met de islam, aldus prof. dr. Jansen in hoofdstuk 14 van zijn studie. „In plaats van de gelegenheid te grijpen om toekomstige generaties op te voeden om in vrede met Israël te leven, leren de nieuwste schoolboeken de 17- en 18-jarigen om Israël te haten, het bestaan van de staat Israël te ontkennen en alle vormen van terreur te verheerlijken.”
Ook de jihad en het martelaarschap, de ”shahada”, komen erin aan bod. „De schoolboeken leggen aan de studenten uit dat wij de martelaren niet mogen beschouwen als doden, maar als levenden in het Paradijs, waar zij zich verheugen in een bruiloft: als een moslim echt verlangt om als martelaar voor Allah te sterven ter bevrijding van het land Palestina, dan is dit het mooiste en hoogste dat hij als gelovige moslim kan bereiken.”
En deze schoolboeken zijn niet eens ontwikkeld door onderwijsdeskundigen van Hamas, maar van Fatah. Jansen: „Dat is een zeer verontrustende ontwikkeling, waarvan politici en diplomaten zich nauwelijks bewust zijn.”
Lees ook: