Joden in het calvinistische vissersstadje Elburg
Als student was Willem van Norel zich er al van bewust dat Elburg met het overlijden van Joop Cohen een stuk historie afsloot. In de achterliggende vijf jaar stelde hij de geschiedenis van de Joodse gemeenschap in het vissersstadje te boek. „Ik zag het als mijn opdracht om de herinnering daaraan levend te houden.”
Het boek imponeert door zowel de inhoud als de omvang. Auteur Willem van Norel (59) gaf het de titel ”Joods leven in Elburg”, met als ondertitel: ”Gedenkboek”. Want de lokale Joodse gemeenschap is niet meer. Gedachtig aan de Joodse wijsheid dat iemand pas echt dood is als zijn naam niet meer wordt genoemd, ontrukte de Elburgse geschiedenisdocent de families aan de vergetelheid.
In ruim 430 bladzijden beschrijft Van Norel de geschiedenis van de Joden in Elburg, de levensverhalen van Joodse Elburgers, de deportatie van Elburgse Joden, het leven van Joodse onderduikers in Elburg en de vaak eenvoudige mensen die met gevaar voor hun leven Joodse medeburgers verborgen. Het slothoofdstuk biedt zicht op het ontstaan van Museum Sjoel Elburg, waarachter Van Norel een van de drijvende krachten was. Het monumentale werk eindigt met de stambomen van de Joodse families uit Elburg.
Wat motiveerde u om dit boek te maken?
„Door mijn historische belangstelling heb ik grote interesse voor zaken die dreigen te verdwijnen of al zijn verdwenen. Eerder maakte ik een boek over de vissersgemeenschap in Elburg, waar mijn grootvader van moederszijde deel van uitmaakte. Met het wegvallen van zijn generatie was het hier gedaan met de visserij. De Joodse gemeenschap was in mijn jeugd al vrijwel uitgestorven. Joop Cohen en Jannetje de Lange waren de laatste vertegenwoordigers. Ik zag het als mijn opdracht om door dit boek de herinnering aan de Joodse gemeenschap levend te houden.”
Als aanvulling op dat wat in het museum wordt getoond en ten gehore gebracht?
„Inderdaad. In Museum Sjoel Elburg zie je weinig museale objecten. Er is helaas niet zo veel bewaard gebleven. Door het bestuur is een bewuste keuze gemaakt om er vooral een verhalenmuseum van te maken. In de aanloop naar de opening heb ik een kleine zeventig oude Elburgers geïnterviewd die nog herinneringen aan Joodse medeburgers hadden. Een deel van die gesprekken is gefilmd. In het museum kun je maar een fractie van dat materiaal kwijt. Ik vond het jammer om met de rest niets te doen. Dat wat ik inmiddels aan ”oral history” had, heb ik aangevuld door archiefonderzoek, literatuuronderzoek, documenten die me zijn aangereikt en gesprekken die ik heb gevoerd met Joden in binnen- en buitenland.”
Wat was kenmerkend voor de relatie tussen de oorspronkelijke en de Joodse inwoners van Elburg?
„Dat wat ik ook aan –toen nog– prinses Máxima vertelde toen ze in 2012 de nieuwe vleugel van het museum opende. Een eeuw eerder had de Oranjevereniging van Elburg een Joodse voorzitter: Abraham de Lange. In 1912 viel de verjaardag van koningin Wilhelmina op zaterdag. De Lange gaf aan volop mee te zullen doen aan de voorbereiding van de festiviteiten maar er niet aan deel te kunnen nemen, vanwege sabbat. Voor de bevolking van Elburg was dat reden om het feest dat jaar op maandag te houden.
Anna Schapira werd onderwijzeres aan de openbare lagere school. Daar werd in die tijd op zaterdagmorgen nog les gegeven. Voor de Joodse juffrouw zijn deze lessen verzet naar de woensdagmiddag. De Joodse huidenkoopman Hartog de Lange werd nota bene benoemd tot voorzitter van de vissersvereniging, vanwege zijn bestuurlijke ervaring. Dat typeert de verhoudingen. De Joden zijn hier nooit als een bedreiging voor de handel en de middenstand gezien.”
Hoe verklaart u de verwevenheid van beide bevolkingsgroepen?
„De Elburgers zagen hun Joodse stadsgenoten voluit als medeburgers. In de eerste plaats door de beslotenheid van de gemeenschap. Daarnaast speelde het christelijke karakter van Elburg een rol. Vanuit een leven bij de Bijbel zagen de Elburgers de Joden als kinderen van Abraham, het uitverkoren volk. Mijn grootvader Willem van Norel sprak vaak met Abraham de Lange over het Oude Testament. Daarin was hij niet de enige. De betrokkenheid op de Joden bleek in het bijzonder uit de bereidheid om hen tijdens de oorlog onderdak te verschaffen. Een echtpaar met vijf kleine kinderen nam ook nog eens twee Joodse kinderen op. Ze beschouwden dat als hun christenplicht.”
Was Elburg in deze houding uniek?
„Ik heb de indruk dat in andere provincieplaatsen met een Joodse gemeenschap de situatie min of meer gelijk was. In het algemeen waren de Joden goed geïntegreerd en werden hun afwijkende gewoonten geaccepteerd.”
Is met dit boek de Joodse gemeenschap in Elburg volledig in kaart gebracht?
„Er kunnen altijd aanvullende details boven tafel komen, maar het geeft een behoorlijk compleet beeld. Dat was ook de reactie van prof. Hans Blom, oud-directeur van het Nederlands Instituut voor Oorlogsdocumentatie. Hij noemde het boek promotiewaardig. Dat hoor ik ook van mensen als Ed van Thijn en prof. Heertje. Ik denk niet dat veel verdwenen Joodse gemeenschappen zo gedetailleerd zijn beschreven.”
Boekgegevens
Joods leven in Elburg. Gedenkboek, Willem van Norel; uitg. oudheidkundige vereniging Arent thoe Boecop, Elburg, 2014; ISBN 978 90 79859 19 1; 432 blz.; € 29,50.
Het Elburgs gelaat van de Shoah
Aan het einde van de 17e eeuw vestigen enkele Joden zich in Elburg. De eeuw erna groeit hun getal aan. In het vissersstadje aan de Zuiderzee kunnen ze zonder vrees voor uitzetting een bestaan opbouwen. Omdat ze zijn uitgesloten van het gildewezen, doen ze dat met typisch Joodse beroepen als koopman, kramer, lommerd en vleeshouwer. Aan het begin van de 19e eeuw is de gemeenschap van een dusdanige omvang dat volgens de Joodse wet gebedsdiensten mogen worden gehouden. Een voormalig pakhuis verandert in een synagoge, die op 19 januari 1855 in gebruik wordt genomen.
Halverwege de 19e eeuw telt de Joodse gemeenschap in Elburg 120 zielen. Ze maakt daarmee 5 procent van de bevolking uit. Vanaf 1860 begint de krimp, door het vertrek van ondernemende Joden naar elders. Ze zien in Elburg geen toekomst, vanwege de dreigende afsluiting en inpoldering van de Zuiderzee.
In de zomer van 1942, wanneer de Duitsers in Elburg beginnen met de eerste deportaties, telt het stadje nog 22 Joodse inwoners. Slechts enkelen overleven de Holocaust. Met het overlijden van Jozef (Joop) Cohen in 1974 valt de laatste Joodse inwoner van Elburg weg. Wat blijft is de Joodse begraafplaats en sinds 2008 Museum Sjoel Elburg, ondergebracht in de voormalige synagoge. In korte tijd ontwikkelde het zich tot een van de toonaangevende kleine musea in Nederland. De Elburgse Joden komen zowel daar als door het gedenkboek ”Joods leven in Elburg” weer zeer nabij: als zonen en dochters van Abraham, maar vooral als mensen van vlees en bloed.
>>sjoelelburg.nl