John Nisbet zag uit naar zijn dood
Bemoedigd door Gods gunst en nabijheid gaat John Nisbet naar het schavot. Hij was nooit zo goedsmoeds als deze morgen. Zijn ziel verlangt ernaar verlost te worden van de zwakheden van een aards lichaam, „opdat ik mag vliegen naar Zijn koninklijk paleis, de hemelse woning van mijn God, want ik ben verzekerd dat daar een kroon op mijn hoofd zal worden gezet en een palmtak in mijn hand en een nieuw gezang in mijn mond zal worden gegeven.”
Op 4 december 1685 wordt John Nisbet, een van de vele covenanters, opgehangen op de meest beruchte plek van Schotland: de Grassmarket in Edinburgh. Het vergrijp waarvoor hij veroordeeld is: de strijd voor de kerkelijk vrijheid.
Groot, krachtig en lenig is hij, deze Nisbet. Vanaf zijn jeugd vreest hij de Heere. Altijd heeft hij zijn zakbijbeltje bij zich, vol met aantekeningen van hemzelf. Hij houdt zich ver van de zonde en zijn leven is een getuigenis, voor vriend en vijand.
Hij wil zijn leven wel geven voor de goede zaak. Eerst is het echter zijn vrouw, die tijdens een vlucht voor de soldaten van de koning ziek wordt en sterft. Op een hoop stro in een schaapskooi waarin ze zich verborgen houden, blaast ze de laatste adem uit.
Op een zondagmorgen in november 1684 wordt Nisbet gepakt op een boerderij in de buurt van Fenwick, waar William Guthrie staat. In de gevangenis in Edinburgh zingt Nisbet psalmen, bidt hij veel en leest hij in zijn zakbijbeltje. Zijn zoon James schrijft, nadat hij zijn vader heeft bezocht: „Er was zulk een schijnende luister op zijn aangezicht en zulk een krachtig gewicht in zijn woorden en argumenten, dat alle aanwezigen huilden. Het was alsof de heerlijkheid des Heeren hem omscheen.”
In de vroege ochtend van 4 december 1685 schrijft Nisbet een laatste brief, die hij besluit met: „Ik schrijf het nu onder mijn handen neer dat dit waarachtig is en dat ik binnen enkele uren dit met mijn bloed zal bezegelen. O, tijd, vlieg voorbij! Vlieg voorbij! O, dierbare en liefelijke Heere! Kom haastig en haal mij thuis tot de volle en eeuwige omhelzingen van Uzelf. Amen.”