Muziek

Maarschalkerweerd bouwde orgels met een ronde, brede klank

Bouwde hij enkel orgels van rooms-katholieke snit om een mystieke sfeer op de roepen? Of realiseerde Maarschalkerweerd ook instrumenten om de samenzang mee te begeleiden? Twee organisten vertellen over hun orgels, gebouwd door de Utrechter die honderd jaar geleden overleed.

7 February 2015 21:15Gewijzigd op 15 November 2020 16:31
Paul Houdijk komt woorden te kort om aan te geven waarom hij zo lyrisch is over ‘zijn’ orgel in de Utrechtse Sint-Catharinakathedraal. „Het klinkt niet luid, maar wel vol, rond en zangerig.”  Beeld Ton Borsboom
Paul Houdijk komt woorden te kort om aan te geven waarom hij zo lyrisch is over ‘zijn’ orgel in de Utrechtse Sint-Catharinakathedraal. „Het klinkt niet luid, maar wel vol, rond en zangerig.” Beeld Ton Borsboom

Rond en zangerig

Mij werd gevraagd of ik écht wilde spelen. Er klinkt veertig jaar later nog verbazing door in de stem van Paul Houdijk als hij vertelt over het toen­malige gebrek aan waardering voor ‘zijn’ Maarschalkerweerdorgel in de Utrechtse Sint-Catharina­kathedraal. „Velen vonden het orgel weinig soeps, maar binnen één minuut raakte de emotionerende klank van dit instrument mij diep.”

In de jaren zestig en zeventig van de vorige eeuw haalden veel mensen hun neus op voor romantische orgels. „Het Maarschalkerweerdorgel was destijds krakkemikkig, maar toch pakte de klank mij”, herinnert Houdijk zich. „Hoe konden mensen het toch zo’n inferieur instrument vinden?”

Deze vraag vormde de aanleiding voor Houdijk om zich in Maarschalkerweerd, in de 19e-eeuwse orgelkunst en in de rooms-katholieke kerkmuziek te verdiepen. Uiteindelijk sloot hij zijn studie muziekwetenschap af met een scriptie over deze orgelbouwer.

De blinde organist, musicoloog en jurist Houdijk (1953) is sinds 1978 organist van de Utrechtse kathedraal. Hij was van 1990 tot 2012 voorzitter van de Katholieke Dirigenten- en Organisten Vereniging.

Houdijk komt woorden tekort om aan te geven waarom hij zo lyrisch is over ‘zijn’ drieklaviersorgel, dat 31 stemmen telt. „Het klinkt niet luid, maar wel mild, vol, warm, rond en zangerig. De klank omarmt je als het ware. De Flûte Harmonique vind ik de mooiste van Nederland. Helemaal als je dit register combineert met de Viola di Gamba en de Vox Célèste. Dan heb je de ideaalklank voor Boëlmanns ”Prière à Notre-Dame”.”

Emancipatie

Houdijk verdiepte zich de afgelopen jaren in Michaël Maarschalker­weerd. Dit jaar is het honderd jaar geleden dat deze Utrechter van rooms-katholieken huize overleed. Hij bouwde zo’n 150 orgels, voornamelijk in rooms-katholieke kerken, en realiseerde ook het orgel in het Amsterdamse Concertgebouw.

Maarschalkerweerd leefde in een goede tijd, weet Houdijk. „Nadat in de Grondwet van 1795 het recht op godsdienstvrijheid was vastgelegd, kwam de rooms-katholieke emancipatie op gang. Deze beleefde tussen 1850 en 1900 haar hoogtepunt met de bouw van talrijke kerken en kloosters. Voor die kerken waren nieuwe instrumenten nodig. Het gevolg daarvan was dat orgelmakers als Adema, Franssen, Maarschalkerweerd en Vermeulen nauwelijks concurrentie van elkaar ondervonden.”

Deze 19e-eeuwers kozen een andere klank dan voorheen gebruikelijk was in de Hollandse orgelbouw. In de barok werd gekozen voor een verticale klankopbouw, voor versterking van de boventonen. In de 19e eeuw stond een volle, ronde en grondtonige klank centraal, een klankopbouw in de breedte. „In zijn boek ”Over orgels” stelt Maarschalkerweerd dat vulstemmen als een Mixtuur nooit mogen domineren, maar enkel zijn bedoeld om de grondtoon enigzins bij te kleuren.”

Verfijning

Om het klankkarakter van de instrumenten van Maarschalkerweerd te illustreren, neemt Houdijk plaats op de orgelbank in de Utrechtse kerk. „Dit is zo’n brede en ronde Holpijp. De Basson-Hobo 8’ klinkt intiem. Luister eens naar de verfijning in de klank. Maarschalkerweerdorgels klinken uitgebalanceerd en nooit grof. Ze zijn degelijk gebouwd, want Maarschalkerweerd koos de beste materialen.”

In het werk van Maarschalker­weerd zijn Franse invloeden herkenbaar. Hij koos voor over­blazende fluiten, groots klinkende tongwerken, terwijl in de tutti­klank geen vulstemmen, maar tongwerken domineren. De orgel­maker oriënteerde zich ook op Duitsland, wat blijkt uit zijn keus voor een pneumatische tractuur en registers als Aeoline en Dolce.

Volgens Houdijk is het gros van de Maarschalkerweerdorgels niet gebouwd om de samenzang, maar om een koor te begeleiden. Om een mystieke sfeer te creëren en kerkgangers zo tot inkeer en gebed te brengen.

Het orgel in de Augustijnenkerk in Dordrecht vormt hierop een uitzondering (zie ”Power en poëzie”), aldus Houdijk. „Het ligt voor de hand om aan te nemen dat dit instrument is bedoeld om de samenzang aan te wakkeren. Het klinkt direct en krachtig, mede dankzij de Cornet en de heldere en stevige Mixtuur. Misschien bouwde Maarschalkerweerd wel instrumenten met een rooms-katholiek of een protestants plenum. Maar met deze bewering begeef ik mij wel op glad ijs, want zeker weten doen we dit niet.”


Power en poëzie

Klinkt een Maarschalkerweerd in een protestants bedehuis anders dan zijn evenknie in een rooms-katholieke kerk? André Keijzer, organist van de Dordtse Augustijnenkerk, denkt van wel. „Mijn orgel telt een stevige Cornet, twee zestien­voeten en een heldere Mixtuur op het hoofdwerk. Meer dan genoeg voor de samenzang­begeleiding. Tegelijkertijd is het bovenwerk poëtisch en verfijnd. Die klank doet aan wierook denken.”

Vaste bespeler van een Maarschalkerweerdorgel uit 1899 zijn, is voor André Keijzer geen verlegenheids­oplossing. „Ik ben een romanticus en houd van Franck, Widor, Brahms en Reger. Met dergelijke muziek kan ik hier prima uit de voeten. Het orgel is met zijn 27 stemmen niet groot, maar klinkt wel groots. Én symfonisch, dankzij registers als Contrabas, Basson-Hobo en Violon. Het karakter van deze Maarschalkerweerd is vanwege de duidelijk aan­wezige Mixtuur en de sprankelende Octaaf 2’ nuchterder dan de instrumenten van Cavaillé-Coll.”

Donkerbruin

André Keijzer (48) studeerde aan het Rotterdamse conservatorium bij Arie Keijzer, destijds organist van de Grote Kerk in Dordrecht. Af en toe verving hij zijn leermeester, zowel in de Grote Kerk als in de Augustijnenkerk. In 1998 volgde de benoeming als hoofdorganist van de Augustijnenkerk, waar wekelijks een Gereformeerde Bondsgemeente samenkomt. Daarnaast vervangt hij Cor Ardesch, als tweede organist van de Grote Kerk. Hij is docent culturele en kunstzinnige vorming en muziek aan het Wartburg College, locatie Guido de Brès in Rotter­dam.

Keijzer is nog altijd enthousiast over zijn orgel. „Moet je horen”, onderbreekt hij het gesprek. „Wat een gave tongwerken. Ze klinken sonoor en donkerbruin. De achtvoeten zijn fantastisch te combineren. Zo geeft de Violon een fijne streek aan de Roerfluit 8’.”

Het Dordtse instrument bevond zich in de jaren zeventig in de gevarenzone. „Er bestond nauwelijks waardering voor dergelijke romantische orgels”, weet Keijzer. „Er ging stemmen op om dit orgel vanwege de slechte kwaliteit te vervangen door een instrument met een neobarokke klank. Gelukkig heeft Flentrop, die het orgel in onderhoud had, dit afgeraden. Dit is een van de gaafst bewaard gebleven Maarschalkerweerdorgels.”

Concentratie

Het tweeklaviersinstrument vraagt vanwege zijn pneumatische tractuur een andere aanpak dan een mechanisch orgel. Keijzer speelt een toonladder, maar van de acht toetsen die hij indrukt, klinkt slechts de helft. „Ik speelde dit met een groot gebaar. Met een klein toucher dicht bij de toetsen spreken wel alle tonen.”

De bespeler van het Dordtse instrument moet voortdurend geconcentreerd zijn, omdat het bovenwerk en het pedaal trager tot klinken komen dan het hoofdwerk. „Een groot Bachwerk spelen valt niet mee, maar koraalbewerkingen klinken hier als een klok. Als je ze legato speelt.”

Jaarlijks wordt een aantal zaterdagmiddag­concerten in de Augustijnenkerk gegeven. Keijzer laat horen waarom het de moeite waard is om ze te bezoeken. Met een fraaie Basson-Hobo 8’ in een flard uit Francks Choral 1, de power van het volle werk in de Toccata uit Boëlmanns ”Suite Gothique” en met poëzie in Brahms’ ”Herzlich tut mich verlangen”. Tot slot Bachs bewerking over ”O Mensch, bewein dein Sünde gross”. De klanken van de achtvoeten van het bovenwerk en de uitkomende Prestant 8’ van het hoofdwerk zweven door de eeuwenoude ruimte.


Maarschalkerweerdjaar

De Stichting Michaël Maarschalkerweerd Herdenkingsjaar 2015 richt dit jaar de schijnwerpers op de orgelbouwer Michaël Maarschalkerweerd (1838-1915) en de orgelkunst uit de 19e eeuw. Onder andere met een symposium op 27 juni in Utrecht. Vanaf die dag is in de Utrechtse Nicolaïkerk een tentoonstelling te bezichtigen. Deze expositie verhuist later naar het orgel­museum in Elburg. Een orgel- en koorconcert op 27 februari in de Utrechtse Catharinakathedraal markeert de start van het herdenkingsjaar en van een reeks concerten op tal van Maarschalkerweerdorgels.

Meer informatie: www.maarschalkerweerd.info

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer