Oud-visser Klaas Kramer uit Urk over gevaren op de Noordzee
Urk rouwt om de vier slachtoffers van het ongeval in het Kanaal vorige week met de kotter Z85 Morgenster. Twee opvarenden waren ook gisteravond nog altijd vermist. Voormalig visser Klaas Kramer (83, op de foto bij het Urker vissersmonument) haalde 37 jaar lang zijn brood uit het water. Hij vertelt over de gevaren van de zee.
TOEN
In mijn familie gaat het vissersberoep van geslacht op geslacht. Ons gezin telt elf kinderen. Van de zes zonen werken de meesten op het water, vooral als Noordzeevisser. Zelf kwam ik in 1983 aan de wal. Ik zat jarenlang in besturen van visserijorganisaties. Nog altijd volg ik de visserij volop. Op een speciale site kan ik volgen waar kotters zich bevinden. Een pracht is dat.
In 1946 ging ik op 14-jarige leeftijd aan boord van de UK202 Mattheüs. Mattheüs betekent ”geschenk des Heeren”. Een gepaste naam. We waren goed door de oorlog gekomen. De UK202 was een zeewaardige kotter.
Net als vorige week is er in februari 1967 ook een Urker kotter bij ruw weer vergaan. De UK223 Maartje. Alle vijf jonge opvarenden kwamen om, onder wie de 17-jarige Klaas Kapitein. Zijn vader was in 1954 bij het vergaan van de UK174 ook verdronken. De dood van Klaas was een extra zware slag voor zijn moeder.
De UK223 verging destijds toen wij met onze kotter daar in de buurt waren. Dat was bij het Molengat, een geul tussen enkele zandbanken een paar mijl vanaf Den Helder. Er stond een zware noordwesterstorm. Zeker bij eb is het Molengat dan gevaarlijk: het afgaande water botst met het water dat vanuit de Noordzee wordt opgestuwd. We vertrouwden het niet helemaal, maar besloten toch maar te proberen het Molengat in te varen. We konden dan ’s avonds als thuis op Urk zijn.
Ik zei tegen een bemanningslid: „Waarschuw me als er een zware golf aankomt. Dan draai ik het schip snel voor de wind.” Ineens spoelde een enorme golf dwars over de kotter. Het water kwam tot in de stuurhut. Er brak een ruit. Elektronische apparatuur deed het niet meer. Gelukkig hadden we een leeg dek. De netten lagen in het visruim. Dat is goed voor de stabiliteit van het schip. We besloten terug te gaan, de Noordzee weer op. Zo bleven we tot de volgende morgen met de kop op de zee steken. Een etmaal later meerden we af in Den Helder. Daar hoorden we dat vóór ons de UK223 wél was doorgevaren in het Molengat en was vergaan. We hebben de maandag na die ramp nog met de hele vloot gezocht naar de kotter en de bemanning. De marine vond de kotter in het Molengat. In hetzelfde jaar 1967 is de UK154 Vigilate Deo Vidente vergaan, waarbij vijf vissers omkwamen.
In de jaren 1960-1966 zijn meer dan veertig vissers omgekomen door kapseizende kotters. Dat had onder meer te maken met de opkomst van de boomkorvisserij. Kotters kregen gieken –10 meter lange zijarmen die de netten voortslepen– en zware kettingen, van duizenden kilo’s. Daardoor werden de schepen minder stabiel. Feit was ook dat je destijds voor schepen lichter dan 50 ton geen stuurmansdiploma hoefde te hebben. Dat leidde ertoe dat er nogal wat schepen waren die iets minder zwaar waren en daardoor minder zeewaardig. De vele ongevallen op zee leidden tot vragen in de Tweede Kamer. Om kotters zeewaardiger te maken, werden ze langer gemaakt.
NU
„De ramp met de Urker kotter Z85 vorige week heeft veel indruk gemaakt op ons dorp. Waar je ook komt, iedereen heeft het erover. De schoenmaker, de dominee, de schoolmeester. Je verwacht in deze tijd van moderne scheepsapparatuur niet dat een schip in storm vergaat.
Vorige ernstige scheepsongevallen waarbij Urker kotters betrokken waren, hadden niet met storm te maken. In 1995 kwamen bij een gasexplosie op de UK114 Lummetje drie vissers om. In 1994 overleden vijf vissers toen de FD141 Larissa werd overvaren door een bulkcarrier.
De twee Urkers vissers die vorige week omkwamen –Jan Kramer (29) en Bert Woort (45)– komen uit de christelijke gereformeerde Maranathagemeente, waar ik ook aan verbonden ben. Jan Kramer is mijn achterneef. Er lag beklemming en beslag op de gemeente én op de predikanten. ’s Ochtends zongen we staande uit Psalm 103. „Gelijk het gras is ons kortstondig leven.” Zelf ik heb jaren gevist in het Kanaal, tussen Engeland en Frankrijk, waar vorige week de Urker kotter zonk. Het Kanaal is een soort trechter tussen de oceaan en de Noordzee. Er is veel scheepvaartverkeer en veel stroming. Het is er in vergelijking met de oceaan ondiep.
STRAKS
Of er onder de vissers voldoende oog is voor veiligheid op zee? Over het algemeen wel, denk ik. Veiligheid moet vooropstaan. Een schipper moet zijn verantwoordelijkheid kennen. Ooit maakte ik mee dat een kotter de zee opging hoewel dat vanwege de storm niet verantwoord was. Die kotter is dezelfde nacht met man en muis vergaan. Vissers willen natuurlijk geld verdienen. Ze moeten hun hypotheek betalen. Welke beroepsgroep kent geen risico’s? Misschien dat van schoolmeesters, maar van dat vak zou je de zenuwen krijgen.
Het is niet te doen dat vissers aan boord voortdurend een overlevingspak dragen. Daarin heb je heel weinig bewegingsruimte. Je voelt je een maanmannetje. Maar ik zou het niet verkeerd vinden als mensen bij ruig weer een reddingsvestje dragen, bijvoorbeeld bij het binnenhalen van het vistuig. Ik weet dat diverse vissers dat al doen. Als je dan te water raakt, blijf je in ieder geval nog drijven.
Woensdag houdt Urk de jaarlijkse biddag. Kotters varen niet uit. Het is waardevol om de vissers aan de Heere op te dragen. Het idee kwam in 1848 van ds. Jacob Nentjes. Die Urker traditie moeten we nooit laten varen.