Hindoeradicalen India steeds bruter in streven naar zuivere hindoestaat
APELDOORN. ”Gar wapsi”, thuiskomen, luidt de term die hindoeradicalen gebruiken om de hindoeïsering van India te typeren. Dat klinkt vriendelijk, maar in feite gaat het om een brute poging om andersgelovigen tot het hindoeïsme te dwingen.
De Rashtriya Swayamsevak Sangh (RSS), een verband van hindoeradicalen, heeft zelfs een grootschalig bekeringsprogramma opgezet dat is bedoeld om christenen, maar ook moslims, massaal te bekeren. „India moet eind 2021 voor 100 procent hindoe zijn”, aldus Rajeshwar Singh, voorzitter van de Dharm Jagran Samiti, een onderafdeling van de RSS, vorig jaar.
Sinds de radicale hindoepartij BJP vorig jaar de landelijke verkiezingen won en prominent BJP-lid Narendra Modi uit de deelstaat Gujarat ’s lands premier werd, voelen radicale hindoes zich gesterkt in hun strijd voor ”Hindutva”, een van moslims en christenen gezuiverd India. Van de 1,25 miljard Indiërs is 82 procent hindoe, 12 procent moslim en zeker 3 procent christen.
Weliswaar steunen radicale hindoes een al langer gelanceerd wetsvoorstel dat een landelijk verbod op bekeringen wil regelen (en dat de godsdienstvrijheid in het land ook bedreigt), maar wat hen betreft geldt zo’n verbod dan enkel christelijke zendelingen en Indiase moslims.
Gedwongen bekeringen tot het hindoeïsme zijn in wezen geen bekeringen, zo luidt hun redenatie, maar een terugkeer tot „het oorspronkelijke geloof.” Want, stellen ze verder, Indiase christenen zijn in het Britse koloniale verleden onder dwang christen geworden.
Nationaal boek
Extreme ideeën en plannen buitelden de afgelopen maanden over elkaar heen. Zo moest het heilige boek van de hindoes, de Bhagavad Gita, tot het nationale boek van India worden gemaakt en daarmee inhoudelijk tot richtlijn voor gedrag van iedere Indiër.
Helemaal bont maakte het minister Sadhvi Jyoti, die voorstelde om onder burgers onderscheid te maken tussen „kinderen van hindoegoden” en „illegale nakomelingen” (lees: moslims en christenen).
Maar het bleef niet bij ideeën. In de afgelopen twee maanden zijn alleen al in de hoofdstad New Delhi vijf kerken aangevallen. In diezelfde maand zouden ruim dertig christenen zijn gemolesteerd. Een aantal van 144 geldt voor heel 2014.
En dan zijn er nog daadwerkelijke uitingen van ”gar wapsi”. Op de zaterdag voor Kerst organiseerden hindoeradicalen een massabekering van zo’n 200 christenen in de deelstaat Gujarat. In de stad Agra zouden medio december zo’n 200 islamitische bewoners van een krottenwijk door hindoeradicalen onder dwang hebben bekeerd.
Veel hindoes zeggen op hun beurt dat ze zich bedreigd voelen door islamitische terreur zoals die van al-Qaida en terroristen uit buurland Pakistan. Haatpredikers onder hindoeradicalen doen er alles aan om die vrees aan te wakkeren. Zo maken ze Indiërs wijs dat moslims een heuse „liefdesjihad” voeren tegen hindoes: daarbij zouden hindoemeisjes worden ontvoerd, gedwongen tot een huwelijk en bekeerd tot de islam.
De ideeën van hindoeradicalen, maar ook het plan van een landelijke antibekeringswet, gaan lijnrecht in tegen artikel 25 van de Indiase grondwet, die vrijheid van godsdienst garandeert in een land dat als seculiere natie is ontstaan. Op deelstaatniveau is de praktijk al een andere: 5 van de 29 deelstaten hebben zo’n antibekeringswet, tot ergernis van Indiase christenen: Madhya Pradesh, Chhattisgarh, Odischa, Gujarat en Himachal Pradesh.
Godsdienstvrijheid
Intussen zeggen christenen in India veel steun te hebben ervaren van de Amerikaanse president Barack Obama, die zich tijdens zijn recente bezoek aan India uitsprak vóór godsdienstvrijheid. Sajan George, voorzitter van de Global Council of Indian Christians (GCIC), hoorde daarin een krachtige boodschap tegen het religieus extremisme, liet hij weten op de website van AsiaNews.it. Hij pleitte ervoor dat de Amerikaanse regering het thema godsdienstvrijheid nadrukkelijk laat meewegen bij verdere samenwerking met India.
Daarmee sloot hij aan bij een eerdere oproep van vijftien leden van het Amerikaanse Congres van gelijke strekking. De Congresleden bepleitten zelfs een inreisverbod voor de Indiase premier Modi, omdat die nooit nadrukkelijk en openlijk afstand heeft genomen van de radicale opvattingen en praktijken van partijgenoten.