Beatrice de Graaf: Geef religieuze minderheden meer armslag
AMSTERDAM. Nederlanders maken zich sinds de bloedige aanslag in Parijs op de redactie van het blad Charlie Hebdo zorgen over de vrijheid van meningsuiting. Prof. dr. Beatrice de Graaf stelt dat de vrijheid van godsdienst meer in het geding is. Ze pleit ervoor religieuze minderheden meer armslag te geven.
Dat laatste mag ook als genoemde groepen ondemocratische opvattingen hebben. De veiligheidsdeskundige ventileert haar mening in een essay in het nieuwste nummer van het tijdschrift Maarten!, dat vanaf morgen in de winkel ligt.
Volgens De Graaf, hoogleraar History of Conflict and Global Governance aan de Universiteit Utrecht, lijkt de vrijheid van meningsuiting op dit moment het belangrijkste grondrecht in Nederland. „Dit wordt geplaatst boven alle andere, conflicterende grondrechten, zoals de vrijheid van religie en het recht om gevrijwaard te blijven van discriminatie.”
Grondrechten concurreren met elkaar. Als de vrijheid van meningsuiting een van de hoekstenen is van de democratie, dan moet de vrijheid van religie dat ook zijn, meent De Graaf. Ze maakt er bezwaar tegen dat de vrijheid van meningsuiting universeel en absoluut boven de vrijheid van godsdienst lijkt te worden geplaatst. „De vrijheid van religie wordt uitgekleed tot de vrijheid om te geloven wat je maar wilt, zolang je er niemand mee lastigvalt.”
De hoogleraar noemt als voorbeelden waarin dit tot uiting komt de neiging om landelijk te regelen dat winkels op zondag open mogen zijn en dat de SGP verplicht is vrouwen verkiesbaar te stellen. De Graaf vindt dat een overwegend christelijk dorp mag besluiten de zondagsrust te eerbiedigen en dat een politieke partij vrouwen van de kieslijst mag weren.
Er triomfeert volgens haar vandaag de dag een specifiek soort vrijheid van meningsuiting, de seculiere versie. Ze toont zich daarentegen voorstander van een systeem waarin verschillende levensbeschouwingen dezelfde uitgangspositie krijgen: de seculiere, de christelijke, de islamitische, en welke andere dan ook.
Maarten van Rossem reageert in dezelfde Maarten! op de bezwaren van De Graaf tegen de verabsolutering van het recht op vrije meningsuiting. „Ooit, toen ze de macht hadden, gaven confessionelen nauwelijks vrijheid aan ongelovigen. Nu eisen ze zelf wel rechten op”, concludeert hij.
Van Rossem loopt in zijn essay grondwetsartikelen langs die gaan over gelijke behandeling en het discriminatieverbod, de vrijheid van godsdienst en de vrijheid van meningsuiting. Volgens hem bestaat geen absoluut recht op vrije meningsuiting en zal dat er niet komen. De rechter heeft „alle gelegenheid om, als de discriminatie de spuigaten uit loopt, tot veroordeling te komen.”
Van Rossem zegt dat hij er niet wakker van lag dat de SGP geen vrouwen op de kieslijst wilde zetten en vindt het evenmin bezwaarlijk als in Staphorst de winkels op zondag dicht blijven. Tegelijkertijd bekent Van Rossem, gelet op de geschiedenis, dat hij confessionele partijen voor geen meter vertrouwt. „Stel dat ze weer een absolute meerderheid zouden krijgen, hoe zouden zij zich dan opstellen ten opzichte van de ongelovige minderheid?”