Herinnering aan het oude Europa
Titel:
”Dat oude Europa. Nieuwe keuze uit de maandagstukken”
Auteur: Kees Fens
Uitgeverij: Querido, Amsterdam, 2004
ISBN 90 214 6207 9
Pagina’s: 260
Prijs: € 21,95. Onlangs ontving Kees Fens een eredoctoraat in de letteren. Deze eer kwam hem toe vanwege de betekenis van zijn literaire kritieken en zijn essays. Het recent verschenen boek ”Dat oude Europa” maakt duidelijk waarom Fens’ werk terecht onderscheiden is. Hij is een van de weinige critici in Nederland die ”breed denken” als het gaat om cultuur en literatuur.
Kees Fens (1929) heeft zijn hele leven met boeken gewerkt. In 1955 werd hij criticus bij het katholieke dagblad De Linie, in 1960 stapte hij over naar De Tijd. In 1969 verhuisde hij vervolgens naar de Volkskrant en daar is hij tot op de dag van vandaag aan verbonden gebleven. Hij schrijft dus al bijna vijftig jaar stukken in de krant!
Als je dat geheel overziet, blijkt dat er een duidelijke ontwikkeling aanwijsbaar is in het werk van Kees Fens. In zijn eerste jaren als criticus schreef hij gewone kritieken, beoordelingen van nieuw verschenen boeken uit de Nederlandse literatuur. Na zijn overstap naar de Volkskrant verliet hij dat spoor, om een persoonlijker toon te zoeken. Zijn stukken kregen een ander karakter, meer gebonden aan zijn eigen meningen en interesses. Dat laatste betekende ook dat hij niet alleen over literatuur zou schrijven, maar ook over bijvoorbeeld filosofie en theologie. Fens is afkomstig uit een rooms-katholiek milieu en de verbondenheid daarmee uit zich altijd nog in betrokken artikelen over theologische zaken.
Dat maakt hem uniek: er is nauwelijks een literatuurcriticus te vinden in de grote landelijke dag- en weekbladen die zo veel feeling heeft met de Europese, christelijke cultuur als Kees Fens. De man weet alles van Bernardus, van Augustinus, hij kent de vroege kerkvaders en de verschillende ”scholen” in die eeuwen, hij heeft alles gelezen uit de Europese Renaissance en kent nagenoeg alle klassiekers. Dat is niet alleen iets om jaloers op te zijn, het levert ook het grote voordeel op dat Fens de ogen van zijn lezers kan openen voor de verworteling van de Europese cultuur in het christendom. Voor een juiste taxatie van allerlei klassieke werken is dan onontbeerlijk; Fens is wat dit betreft een voorbeeldig criticus.
Bescheidenheid
Fens’ enorme belezenheid en gretige interesse blijken al wanneer je alleen maar bladert in ”Dat oude Europa”. Allerlei namen passeren de revue: Gregorius de Grote, Johannes van het Kruis, Carmiggelt, Nescio, Michelangelo, Yourcenar, Ignatius van Antiochië, T. S. Eliot en Bertus Aafjes. Deze diversiteit is ontstaan doordat Fens bij zijn keuze voor te bespreken boeken louter afgaat op wat hem interessant voorkomt. Hij loopt door de boekhandel en koopt zelf het boek. Hij leest het en er ontstaat een essay. Soms pas tegen het einde van het artikel komt de titel van het boek ter sprake. Fens recenseert dus niet, maar schrijft ”naar aanleiding van”.
Het is onmogelijk om alles op te sommen dat Fens aankaart in ”Dat oude Europa”. Zijn inzichten zijn vaak subtiel, zijn argumentaties luisteren nauw. Samenvatten heeft geen zin. Wie het overweldigende van de lengte en de breedte van de Europese cultuur wil ervaren, moet Fens gaan lezen. Wat je dan van hem leert zijn nederigheid en bescheidenheid. Wat wij nu denken te weten van de oude Europese cultuur -van Dante bijvoorbeeld, of van Racine, Petrarca of Erasmus- hebben wij vaak te danken aan versimpelde beeldvorming uit handboeken. Globale kaders, om greep te krijgen op het geheel. Dat is wel nuttig en nodig, maar die oude cultuur echt leren kennen vereist nog wel iets anders.
Fens werd hiermee geconfronteerd toen hij in Noord-Frankrijk een conferentie bijwoonde waar een cultureel boekwerk over Europese literatuur werd gepresenteerd: ”Dictionnaire des auteurs européens”. Fens werd er een beetje cynisch van hoe de sprekers tijdens die bijeenkomst de Europese culturele erfenis voor eigen doeleinden annexeerden. Fens: „Wat begrijpen we van kathedralen, renaissancebeelden, Dante, Erasmus, Alain de Lille? De Europese cultuur is op zijn best een verzameling scherven. ”Europa” - het woord verdraagt geen grootspraak, zeker niet in een cultuur die elke continuïteit afstraft of onmogelijk maakt. Het gemak waarmee de sprekers in die tent (tijdens de conferentie, TdR) zich grote figuren uit het verleden even eigen maakten, beschaamde mij. Europa werd het wasmiddel voor een schone toekomst.”
Wegwerpcultuur
Het gebrek aan continuïteit, dat bezwaar horen we Fens vaker formuleren. De herinnering aan de aloude Europese culturele traditie zou uit het collectieve geheugen zijn verdwenen. Eens schreef Fens: „Rondkijkend langs de planken vrees ik dat de meeste boeken mij niet zullen overleven. Wij maken boeken voor de zeer korte duur, wat misschien iets van de visie op cultuur kan verraden. Bestendigen, laat staan doorgeven, kunnen we niet meer.”
Kijkend naar het literaire en het culturele bedrijf in Nederland valt niet te ontkennen dat Fens gelijk heeft: ook op het culturele vlak leven we in een wegwerpcultuur. Schrijvers komen en worden even een hype dankzij een goed mediaoffensief van een uitgever. Bovendien, vele nieuwe Nederlandse romans redden het niet als je een vergelijking maakt met werk van de grote Europese auteurs. Als de band met de grote culturele werken verloren gaat, is de kans groot dat het niveau daalt. Fens heeft dus helemaal gelijk als hij de moderne mentaliteit van het consumentisme (hapklare brokken, niet te lang nadenken) kritiseert. Toch valt er ook wel iets anders te melden. Een boekenreeks als Ambo-klassiek en ook de Gouden Reeks van Athenaeum-Polak & Van Gennep maken het ”oude goud” fraai toegankelijk. De herinnering aan het oude Europa is dus allerminst verdwenen. Daarom zal Fens’ boek bij velen herkenning en enthousiasme oproepen.