Genua zonder haven is ondenkbaar
In het oude havengebied van Genua is het Palazzo San Giorgio een blikvanger van de eerste orde. Het is zo listig beschilderd dat de versieringen op de gevel bij oppervlakkige beschouwing architectonische frivoliteiten lijken. Vanuit het stadspaleis houdt de ”Autorità Portuale di Genova” het reilen en zeilen van de haven in de peiling.
Mag Genua zich dit jaar Culturele Hoofdstad van Europa noemen, vorig jaar herdacht de Noord-Italiaanse havenstad het honderdjarig bestaan van de havenautoriteit. Achteraf bezien hadden de hoge heren in 1903 beter nog een jaartje kunnen wachten voordat ze hun handtekening zetten. Dan had de herdenking mooi samen kunnen vallen. Maar havens hebben nu eenmaal een eigen dynamiek.
Dat de Genuezen als handelsmogendheid vooruitstrevend waren, bewijst het onderkomen van de havenautoriteit. Het Palazzo San Giorgio ligt als een vooruitgeschoven post in de Porto Antico, het gebied waar het in vroeger tijden gonsde van drukte rond het komen en gaan van schepen. Momenteel liggen in de oude haven luxe jachten zij aan zij en is de kade het domein van marktlieden die er hun kraampjes hebben opgesteld.
Aanvankelijk woonde in het uit 1260 daterende witte gebouw een van de adellijke families die de stad bestuurden. In 1408 kreeg het een nieuwe bestemming. In dat jaar werd het pand het onderkomen van de Banco di San Giorgio, een van de oudste banken ter wereld - zo niet dé oudste. De instelling ontstond in 1346, toen het stadsbestuur van Genua geld moest lenen bij de rijke inwoners. Dezen riepen een vennootschap in het leven die geld verstrekte met toekomstige staatsinkomsten als onderpand.
Tegenwoordig huisvest het gebouw geen bank meer en haalt de stad het geld van elders. Desondanks vinden er nog altijd activiteiten plaats die grote invloed op de plaatselijke economie hebben. Een haven van betekenis heeft een eigen bestuur nodig, de havenautoriteit. En wat is een geschiktere locatie dan het paleis met uitzicht op de oude haven? Op de eerste verdieping van het gebouw bevindt zich het kantoor van de secretaris-generaal, ingenieur Fabio Capocaccia.
„Minimaal een kwart van de bedrijvigheid in de stad houdt op een of andere manier verband met de activiteiten in de haven”, is de inschatting van de havenchef. „Elke baan in de haven houdt er drie elders overeind.” De statige verschijning van de Italiaan lijkt op maat gesneden voor zijn grote directiebureau. De stapels paperassen en dossiers binnen handbereik onderschrijven zwijgend de importantie van zijn werk.
Een Genua zonder haven is ondenkbaar. Via de hoofdstad van Ligurië krijgen de grote industriesteden in de Povlakte en een aantal Midden-Europese landen aardolie geleverd. De haven heeft opslagfaciliteiten en een containerterminal. Verder zijn er aardolieraffinage, ijzer- en staalfabrieken, scheepswerven en machinebouw. Om het beeld compleet te maken: de industriële activiteiten omvatten verder voedingsmiddelen, papier, kunststof en chemie.
In Europa staat de haven van Genua op de negende plaats. In 2002 bedroeg de verwerkte hoeveelheid goederen 51,7 miljoen ton. Daarmee claimt de stad in het Middellandse-Zeegebied de eerste positie, met het Franse Marseille in het kielzog. „Wij richten ons sterk op hoogwaardige goederen; in de cijfers van Marseille zit veel olie”, zegt Capocaccia fijntjes. Wat containers betreft, ziet hij de Spaanse steden Barcelona en Valencia als geduchte concurrenten.
Al is de haven van Rotterdam een paar maatjes groter, de havenautoriteit van Genua moet op dezelfde vraagstukken een bevredigend antwoord zien te vinden. Eerste prioriteit is het verbeteren en uitbreiden van de spoorverbindingen met het achterland, vindt Capocaccia. Momenteel is de verhouding tussen het vervoer over de weg en het vervoer per spoor drie op één. Over een paar jaar moet dat één op één zijn.
Een ambitieus streven dat handenvol geld kost. Maar de havenchef ziet voldoende mogelijkheden. De Europese regeringsleiders hebben in december 2003 op een top in Brussel een Italiaans plan goedgekeurd dat in miljardeninvesteringen in de infrastructuur voorziet.
Tweede prioriteit is vergroting van het havengebied. Capocaccia pakt een langwerpige kaart waarop gekleurde vlakken de verschillende gebieden in de haven aangeven. In het midden ligt het vliegveld Cristoforo Colombo, vernoemd naar de grote zeevaarder. Met geroutineerde gebaren kleurt hij op verschillende plekken blauwe vlakken zee in tot nieuwe stukken haven. „De goedkeuring voor het masterplan is al binnen.”
Alleen is het lastig dat milieuactivisten maar niet willen begrijpen dat het strand nog breder en de natuur nog mooier kan worden, naarmate de haven verder uitbreidt. Capocaccia krijgt even een droevige blik in zijn ogen. „Natuurlijk gaan we niet in het wilde weg aan de slag. We hebben aandacht voor de milieuproblematiek. Ik moet helaas vaststellen dat het heel moeilijk is de discussie aan te gaan. De reactie is al te vaak dat mensen tegen zijn omdát ze tegen zijn.
Soms ben ik bang dat de handelsgeest die onze stad eeuwen geleden heeft grootgemaakt, is verdwenen”, verzucht Capocaccia. „Maar de uitbreiding hebben we echt nodig. Wat de problemen ook zijn, we zullen er overheen komen.”