„We mogen Geest niet losmaken van Christus”
De pinkster- en charismatische beweging is zodanig geobsedeerd door de voortdurende nadruk op de kracht van de Heilige Geest, dat ze het aspect van genade verwaarloost. De Koreaan Samuel Yull Lee komt tot deze conclusie na onderzoek van klassieke en neopinkstertheologen. De genade wordt ten onrechte gelijkgesteld met de kracht van de Geest, opgevat als een substantie in de mens, stelt hij in zijn proefschrift. Dinsdagmiddag verdedigt hij dat aan de Theologische Universiteit van de Christelijke Gereformeerde Kerken in Apeldoorn.
Wie het werk van de Geest zo centraal stelt als in pinksterkringen gebruikelijk is, zal niet snel verwachten het verwijt te krijgen de genade te verwaarlozen. Het is toch enkel door de Geest dat de genade in het leven van de mens gewerkt wordt? Toch constateert Lee dat pinkstertheologen een mensgerichte theologie hebben. „Door zich te concentreren op de voelbare aanwezigheid van de Geest, zonder de relatie met Christus aan het kruis vast te houden, is het werk van de Geest teruggebracht tot een menselijk verlangen naar meer kracht. Het werk en de kracht van de Geest is heel belangrijk in de reformatorische theologie, maar die heeft dat nauw verbonden met de Geest van Christus. De geestelijke kracht ontvangen we uit onze gemeenschap met Christus door middel van het geloof. Ze functioneert nooit op zichzelf, zonder het geloof. In de pinkstertheologie is de kracht een substantiële kracht geworden, die zich los heeft ontwikkeld van de goddelijke genade.”
Lee bestudeert in zijn proefschrift (”Grace and Power in Pentecostal and Charismatic Theology”) de begrippen ”genade” en ”kracht” in de geschiedenis van de christelijke leer. De Reformatie brak met de substantiële opvatting van de (ingestorte) genade door haar opnieuw te definiëren als de gunst van God. Lee concludeert in het gedeelte over de Nadere Reformatie dat in het gedachtegoed van Brakel en Comrie het werk van de Geest sterker wordt verbonden met de ervaring van de genade dan met het geloof dat de belofte van Gods genade aanneemt. Vooral Comrie valt volgens hem weer terug op de substantiële genadeopvatting.
Het klassieke pentecostalisme verschilt echter ingrijpend van het gedachtegoed van de Reformatie en Nadere Reformatie. „De leer van de geestesdoop en het spreken in tongen is een uitbreiding van de notie ”kracht” binnen de methodistische leer van de volmaakte heiliging. Genade werd slechts gezien als een van de voorwaarden om de kracht van de Geest te ontvangen. Geestelijke gaven werden beschouwd als tekenen van het bezit van bovennatuurlijke kracht, zonder in verband gebracht te worden met het begrip genade.”
Lee concludeert een steeds verdere vermenselijking van het begrip ”kracht van de Geest”. „In de zogenaamde derde golf en de Toronto Blessing is het begrip genade zelfs helemaal gemarginaliseerd. Het gaat bij John Wimber en Peter Wagner om de zichtbaarheid van de kracht van het Evangelie en het zoeken naar menselijk talent in de opbouw van de gemeente. Bij de Toronto Blessing is goddelijke kracht louter een substantiële kracht om mensen bevrijd, veranderd en gemanipuleerd te laten worden.”
De kritiek van Lee liegt er niet om: „Dit alles heeft niets meer met Christus van doen, ook niet met de persoon van de Heilige Geest. De Geest is namelijk de Geest van Christus. De Geest is ook de derde Persoon in de Drie-eenheid. In de pinksterbeweging is het eerst en vooral de Geest, dan pas de Zoon en de Vader. De genade wordt zeker ervaren in het leven van de christen, maar die ervaring heeft haar plaats door het geloof. In de pinksterbeweging gaat het om puur menselijke kracht. De genade wordt in de pinksterbeweging wel genoemd, maar is in feite niet meer dan een ander woord voor menselijke mogelijkheden. Ook het geloof wordt wel genoemd, maar het is niet meer het instrument om de genade te ontvangen.”
Verwacht Lee een reactie van de kant van pinkstertheologen? Lee erkent dat zijn kritiek fors is, maar hij verwacht desondanks dat de pinksterbeweging openstaat voor zijn kritiek. Vooral binnen de kring van exegeten is er verandering merkbaar. „Men stelt zich open voor een onbevangen oordeel over de Schrift. Er zijn veel uitstekende charismatische nieuwtestamentici die de laatste tijd goed werk leveren. Maar binnen de dogmatiek worden de traditionele posities nog ingenomen. Vele pinkstertheologieën zijn gebaseerd op de eigen ervaring van de desbetreffende theologen. Een van de grootste problemen in de theologie van de pinkster- en charismatische beweging is de neiging om de eigen ervaring in de bijbeltekst te lezen.”
Lee staat ook kritisch ten opzichte van de tweede zegen, de zogeheten geestesdoop. Het ontvangen van de Geest bij Pinksteren is volgens Lee niet te interpreteren als het bewijs van de geestesdoop. „Het gaat bij deze gebeurtenis om een getuigenis van de voortgang van de heilsgeschiedenis, omdat het Evangelie van Christus verbreid werd onder de heidenen. De gedachte in de pinksterbeweging is dat de rechtvaardiging de voorwaarde is voor de heiliging, en wel in die zin dat de heiliging van een ander niveau is, een tweede genade, die de eerste op een hoger plan brengt. Het behelst een verdieping van de zekerheid, die zich uit in het spreken in tongen. Maar hierbij wordt het oorspronkelijke doel van de geestesgaven, de opbouw van de gemeente, uit het oog verloren.”
De pinksterbeweging is internationaal nog een belangrijke beweging, constateert Lee. Hij weet dat vanuit zijn eigen land. In Seoul staat de grootste pinksterkerk ter wereld. „De pinksterbeweging appelleert aan de moderne mens, die vooral wil zien en voelen wat de werkelijkheid is. Zij zoekt naar tastbare bewijzen. Zo zit onze hele cultuur nu eenmaal in elkaar.”