Koeien moeten weer in de wei
Koeien in de wei, ze horen bij het Nederlandse cultuurlandschap. Steeds vaker blijven de dieren echter het hele jaar door op stal staan, dag en nacht. De zuivelindustrie probeert het tij te keren. Een toeslag op de melkprijs en de inzet van extra zogeheten weidegangcoaches moeten boeren stimuleren hun koeien weer naar buiten te doen.
We moeten zuinig zijn op ons imago, zei voorzitter Kees Romijn van de LTO-vakgroep melkveehouderij een paar weken geleden in deze krant, toen de Tweede Kamer debatteerde over de melkveewet van staatssecretaris Dijksma. Deze wet, die inmiddels door beide kamers van het parlement is aangenomen, moet ervoor zorgen dat melkveebedrijven niet ongelimiteerd gaan groeien als in april de Europese melkquotering verdwijnt.
Romijn wil vermijden dat de melkveehouderij een industriële uitstraling krijgt. De sector moet ”grondgebonden” blijven: bij een melkveebedrijf hoort grasland. Boeren ertoe verplichten om hun koeien op dat grasland te laten weiden, zoals sommige milieuorganisaties en politieke partijen willen, gaat hem te ver. „Op meer regels zitten we niet te wachten. Maar als er in de melkveehouderij iets past bij modern ondernemerschap, dan is het weidegang. Die stimuleren wij en de zuivelindustrie, en dat werkt”, zei de boerenvoorman.
Of dat inderdaad werkt, is nog maar de vraag. De cijfers over weidegang buitelden de afgelopen weken over elkaar heen en lijken elkaar op het eerste gezicht tegen te spreken. Nader bekeken onderstrepen ze echter dezelfde trend: koeien komen steeds minder vaak in de wei.
Begin november meldde het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) dat er vorig jaar 1,1 miljoen koeien in de wei liepen. Dat was 70 procent van het totaal, net als in 2012, en dat ondanks de doorgaande schaalvergroting in de melkveehouderij. De trend leek gekeerd, aldus het CBS, want tot 2011 daalde de weidegang fors. In 1997 liep nog 92 procent van de koeien in de wei.
Onderzoekers van het Wageningse instituut Alterra kwamen vorige week met minder optimistische cijfers. In een rapport dat is opgesteld in opdracht van Milieudefensie berekenden zij de weidegang in 2013 op 65 procent. Dat aandeel zal de komende jaren blijven afnemen, tot 57 procent in 2020. Dertig procent van de koeien stond vorig jaar permanent op stal. De rest loopt af en toe nog eens buiten, het zogeheten deelweiden.
Dat laatste verklaart het verschil met het CBS. Alterra rekent onder weidegang alleen koeien die ten minste 120 dagen per jaar zeker zes uur per dag de wei in gaan. Die definitie is twee jaar geleden vastgelegd in het Convenant Weidegang. Toen spraken vijftig bedrijven en belangenclubs uit de zuivelketen, overheid en maatschappelijke organisaties met elkaar af hun best te doen om de koe terug te brengen in de wei. Inmiddels staat de teller op 65 partners. De jongste twee toetreders waren deze maand melkrobotfabrikant Lely en veevoerleverancier Gebroeders Fuite.
De sombere voorspelling van de onderzoekers van Alterra heeft alles te maken met de schaalvergroting in de sector. Feit is nu eenmaal dat grotere bedrijven minder vaak weidegang toepassen dan kleinere. Bij bedrijven met 150 tot 200 melkkoeien staan koeien zelfs vaker jaarrond op stal dan dat ze in de wei komen.
De uitkomsten van de jaarlijkse landbouwtelling van het CBS onderstrepen de schaalvergroting. In 1997 telde Nederland 35.000 melkveebedrijven, vorig jaar waren het er nog 18.600. Het gemiddelde aantal melkkoeien per bedrijf nam in die periode toe van 46 naar 85. Al bijna 3000 bedrijven hebben meer dan 125 koeien. Het melken gebeurt op grote bedrijven meestal met een robot. Dat is lastig te combineren met weidegang, vinden veel boeren.
Doelstelling van eerdergenoemd convenant is de weidegang minimaal op het niveau van 2012 te houden. Dat dit tot nu toe niet lukt, erkent ook de zuivelindustrie. In 2012 paste 81,2 procent van de melkveebedrijven enige vorm van beweiding toe, vorig jaar was dat 80 procent en dit jaar is dat verder gedaald naar 77,8 procent, meldde brancheorganisatie NZO vorige week.
Het is voor de zuivelaars reden om extra stimulerende maatregelen te nemen. Melkveehouders die hun koeien buiten laten lopen, krijgen komend jaar een hogere toeslag op de melkprijs. Boeren die hun koeien door een robot laten melken, krijgen extra begeleiding. De Stichting Weidegang –waarin partijen uit het convenant participeren– heeft veertig ”weidegangcoaches” opgeleid, die melkveehouders advies geven. Komend jaar komen er nog eens dertig bij.
Een van de coaches is Sjon de Leeuw, werkzaam bij adviesbureau PPP-Agro Advies, dat vestigingen heeft Assen, Ilpendam en Budel. De Leeuw heeft Zuid-Holland als werkgebied. Ook hij loopt ertegenaan dat boeren met een grote veestapel vaker kiezen het voor permanent opstallen van de koeien, „vooral als ze automatisch melken” (met robots, TR).
De opkomst van de melkrobot is niet de enige verklaring voor de moeite die steeds meer boeren met weidegang hebben. De Leeuw: „De kennis over beweiden is afgenomen. Twintig jaar terug wist iedere boer hoe hij dat moest aanpakken. Op het agrarisch onderwijs leerde je sommetjes maken over hoeveel gras een koe per dag eet, hoe je het beheer van je grasland inrichtte voor een combinatie van weiden en maaien en hoeveel werk er bij een bepaald systeem hoort. Met de enorme schaalvergroting is het traditionele weidesysteem in de knel gekomen. De veestapel werd groter maar de huiskavel (het land dicht bij de boerderij, TR) vaak niet. Daardoor werd het ingewikkelder om de koeien buiten steeds voldoende vers gras aan te bieden. „Het lukt me niet meer”, heb ik steeds meer boeren horen verzuchten. Terwijl ze het wel degelijk missen als hun koeien niet meer buiten komen.”
De weidegangcoach heeft een eenvoudig antwoord: het weidesysteem moet worden aangepast. Ook als een robot de koeien melkt, is dat mogelijk. „De praktijk laat dat zien”, zegt hij. Het kiezen van de juiste aanpak vergt maatwerk. „Hoe zit het bedrijf in elkaar, hoe is de verkaveling, hoeveel land kan er beweid worden, hoeveel tijd besteedt de betrokken boer aan diverse werkzaamheden, welk type ondernemer is hij, hoe staat hij er zelf tegenover”, somt De Leeuw op.
De voordelen van weidegang zijn volgens hem evident. „Bedrijfseconomisch gezien staat weiden met stip op de eerste plaats. De voederwaarde van vers gras is hoger dan die van ingekuild gras. En het bespaart arbeid: de koe haalt zelf haar voer van het land, in plaats dat de boer dat moet doen.”
Zijn koeien gezonder als ze regelmatig in de wei lopen? „Dat vind ik een lastige. Met koeien die binnen worden gehouden, hoeft niets mis te zijn.”
Voor het milieu is weiden gunstig: de ammoniakuitstoot is kleiner. De Leeuw: „Ammoniak ontstaat als mest en urine worden vermengd. Maar een koe is zo geschapen dat die gescheiden uit het lichaam komen. In de wei plassen en poepen koeien zelden op dezelfde plek. De wetgever weet dat ook: die rekent voor bedrijven met weidegang met een lagere ammoniakuitstoot. Binnen dezelfde vergunning kun je met weidegang dus meer dieren houden.” Dit verschil valt in de toekomst overigens weg, omdat nieuwe stallen straks allemaal van een zogeheten emissiearme vloer moeten zijn voorzien.
Aan de andere kant heeft weiden ook beperkingen, erkent de weidegangcoach. De koeien moeten regelmatig naar een andere wei, afrasteringen moeten geplaatst en onderhouden. Dat kost arbeid. En soms is het beter de koeien even binnen te houden. Bijvoorbeeld als er in korte tijd veel regen valt, want dan vertrappen de dieren het gras. Of als het erg warm is. „Dan eten ze te weinig”, zegt De Leeuw.
„Ik kijk alweer uit naar het voorjaar”
tekst Tiemen Roos
Peter van Zuijlen (36) is melkveehouder in Lekkerkerk. Zijn bedrijf telt 90 koeien, die sinds 2012 door robots worden gemolken. In dat jaar werd de boerderij verplaatst vanuit Gouderak.
Van Zuijlen streeft er van meet af aan naar zijn koeien zo veel mogelijk in de wei te laten lopen. En dat gaat steeds beter: dit jaar kwamen de dieren maar liefst 200 dagen buiten. Een goede planning is heel belangrijk, is zijn ervaring.
Waarom vindt u weidegang belangrijk?
„Het is goed voor de koe. Ik vind het zelf lekker om de zon op mijn lijf te voelen, ik denk dat een koe dat ook heeft. Daar komt bij dat weidegang economische voordelen heeft. Dat zit hem niet alleen in de toeslag op de melkprijs. Vers gras heeft namelijk meer voedingswaarde dan geconserveerd gras. En het scheelt werk: ik hoef minder vaak te maaien en in te kuilen. Ik denk maar zo, laat de koeien het gras dat ze vreten als het even kan zelf ophalen en laat ze zelf hun mest naar het land brengen.”
Zijn er ook milieuvoordelen?
„Een koe zit zo in elkaar dat ze van gras voeding voor de mens kan maken. Ik denk dat het goed is om zo min mogelijk andere producten bij te voeren. Granen (die in krachtvoer zitten, TR) kunnen ook direct als voedsel voor de mens dienen. Ik vind weiden de meest duurzame manier om je koeien te voeren.
De milieubeweging roept ook dat de ammoniakuitstoot bij weidegang lager is dan wanneer je de koeien jaarrond op stal houdt. Ammoniak komt vrij als mest en gier bij elkaar komen. Koeien in de wei plassen en poepen niet op dezelfde plek, terwijl in de stal alles gemengd raakt. Maar daarmee is niet alles gezegd. Als je de koeien altijd binnenhoudt, is het makkelijker om de samenstelling van het voer constant te houden. Daarmee houd je ook de ammoniakuitstoot constant. Dat is moeilijker als je de koeien laat weiden. Vers gras verandert in de loop van het seizoen van samenstelling, die schommelingen moet je bijsturen door de dieren in de stal bij te voeren. Dat geeft extra verliezen en dus meer ammoniakuitstoot. Volgens mij staat of valt die ammoniakvervluchtiging met een goede aanpak.”
Zijn koeien gezonder als ze in de wei lopen?
„Gevoelsmatig zeg ik dat het voor de dieren beter is. Maar als je het zou meten, denk ik dat het voordeel tegenvalt. Misschien is weiden beter voor de poten en voor de lichaamsbeweging. Maar dit is niet de reden voor mij om ervoor te kiezen. Er zijn genoeg boeren die hun koeien altijd binnen houden en topresultaten halen. Het is ook niet altijd goed voor een koe om buiten te zijn. Als het warmer is dan 25 graden of als het regent, is het beter om ze binnen te houden.”
Wat vindt u van de premie die de zuivelindustrie op weidemelk zet?
„Het wordt gebracht als een premie maar eigenlijk is het een herverdeling van boerengeld. Het komt erop neer dat je minder voor je melk krijgt als je de koeien niet laat weiden.”
U ging in 2012 met robots melken maar wilde blijven weiden. Hoe hebt u dat aangepakt?
„Op ons oude bedrijf liepen de koeien ’s zomers dag en nacht buiten, maar toen molken we niet met een robot. Toen we bij de verplaatsing van het bedrijf een nieuwe stal moesten bouwen, heb ik met mijn adviseur Sjon de Leeuw erover nagedacht hoe ik de weidegang in stand kon houden. Dat vergt een heel andere manier van werken. Je hoort vaak dat robotmelkers beweiden lastig vinden.
Sommigen proberen het wel, maar als het dan tegenvalt, stoppen ze er weer mee. Je moet proberen zo’n teleurstelling te voorkomen. Dat kan als je een planmatige aanpak kiest en met kleine stappen vooruit probeert te gaan. De koeien moeten wennen, als boer moet je ook wennen.
De eerste stap was dat ik moest nadenken over de plek van de robot in de stal. Als de koe gemolken is, komt ze in een selectieruimte. Meestal laten collega’s daar de keus aan het dier of ze naar buiten wil of binnen wil blijven. Maar dan gaan de meeste koeien niet naar buiten. Ze vreten zich liever vol aan het voerhek in de stal. Ik heb de robot midden in de stal staan en de selectiebox zo ingesteld dat de koe na het melken naar buiten moet, ze kan niet anders. Vanaf 7 uur stuurt de robot ze naar buiten. Rond de middag geef ik de koeien de kans om weer naar binnen te komen, als ze zich weer willen laten melken. Maar na het melken worden ze weer naar buiten gestuurd. Omstreeks 5 uur ’s middags haal ik alle koeien uit de wei.
We zijn niet meteen met alle koeien begonnen, eerste met een groepje. In het begin ben je al blij als ze een frisse neus halen, dat ze naar buiten gaan. Maar het ging zo goed dat we in de loop van de zomer al besloten om ze allemaal naar buiten te doen.
Als het ’s zomers warm is, laat ik ze ’s nachts ook naar buiten gaan. Als het overdag te heet is, of het regent steeds, dan laat ik ze binnen, anders vreten ze niet genoeg. Bij langdurige droogte groeit er te weinig gras, dan laat ik ze ook binnen.”
Hoe ging het dit jaar?
„Het was een heel mooi jaar met een zacht voorjaar en een uitzonderlijk mooie zomer. De koeien zijn 200 dagen buiten geweest. Dat is veel, normaal ben je blij met 170 tot 180 dagen. Ik schat dat ze dit jaar de helft van het voer in de wei hebben opgegeten. Komend seizoen ga ik proberen er nog weer meer uit te halen, zodat ze zo veel mogelijk vers gras eten.
Samen met mijn adviseur plan ik de hele zomer het omweiden, van begin april tot eind oktober. Zo probeer ik steeds voldoende aanbod van gras van goede kwaliteit te krijgen. Zo’n planning wordt natuurlijk wel verstoord door weersomstandigheden, maar dan moet je bijsturen. Het is de sport om dat goed te doen.”
Geeft beweiden veel extra werk?
„Nee, bij mij kost het eerder minder werk. Het is best lastig om een goede vergelijking te maken met jaarrond opstallen. Het ligt er ook aan wat voor type boer je bent. Ik zie op tegen veel maaien en mest uitrijden, een ander vindt het misschien leuk om veel op de tractor te zitten. Er zijn collega’s die de koeien altijd binnenhouden en daar goed mee kunnen werken. Ik moet daar niet aan denken; ze staan nu een goede maand de hele dag op stal en ik kijk alweer uit naar het voorjaar. De loop van de seizoenen, dat vind ik het mooie van het vak.”
Waarom loopt beweiden terug volgens u?
„We doen allemaal aan schaalvergroting. Je moet als melkveehouder steeds meer produceren om een inkomen te verdienen. Het is moeilijk om je bedrijfsoppervlakte te vergroten, want grond is duur en sowieso is er weinig aanbod. Vaak denken boeren dan: als ik mijn koeien binnenhoud, kan ik meer gras maaien en gaat de opbrengst van mijn land omhoog. Maar mijn ervaring is dat beweiden niet ten koste hoeft te gaan van de opbrengst, als je het goed in de vingers hebt.”