Verlaag drempels voor predikantschap
Om het dreigende tekort aan predikanten op te vangen, kunnen ook de vereisten voor het predikantschap worden versoepeld, betoogt Arie Maasland.
In RD 13-12 reageert ds. D. Quant op het dreigende predikantentekort in onder meer de Christelijke Gereformeerde Kerken. Hij geeft kerkenraden suggesties om het beroepingswerk anders te benaderen, bijvoorbeeld door met twee kleinere gemeenten één predikant te beroepen.
Graag wijs ik op een andere oplossingsrichting: maak het mensen met een roeping makkelijker om predikant te worden. Dat zou ongetwijfeld meer kandidaten opleveren, want roepingsbesef en praktische mogelijkheden hangen samen.
De huidige route richting het predikantschap kost veel tijd en geld, zeker voor mensen die pas na de studentenleeftijd een roeping ervaren. In deeltijd vraagt een theologiestudie algauw tien jaar – en dat dan vaak naast de zorg voor een basisinkomen en een opgroeiend gezin.
Ook het prijskaartje is indrukwekkend. Heeft de kandidaat al een hbo- of universitaire opleiding op zak, dan mag hij tegenwoordig het instellingscollegegeld betalen. Aan de TUA bedraagt dit momenteel 5000 euro per jaar… Terwijl de kandidaat vaak een beperkter inkomen heeft omdat hij vanwege zijn studie niet fulltime werkt.
Dit zijn onbedoelde drempels voor mensen met gaven en een roeping voor een verkondigende taak.
Kerntaken
Als de Heere van de oogst arbeiders uitstoot, baant Hij de weg – dat zal waar zijn. Maar is de kerk ook niet geroepen om te kijken of de geldende voorwaarden wel voldoende aansluiten bij de Schrift en de huidige tijd?
Geestelijk leidinggeven aan een gemeente vraagt heel wat rijpheid en vroomheid – zie bijvoorbeeld de opsomming in 1 Timotheüs 3. Maar een universitaire theologiestudie geldt nergens in de Schrift als voorwaarde.
Begrijp me goed, dienen als predikant vraagt om heel wat inhoudelijke bagage; zo iemand moet „bekwaam zijn om te leren” (1 Tim. 3:2). Wellicht veronderstelt dat in onze ontwikkelde maatschappij een academisch denkniveau. Maar als dit niveau in de praktijk al aantoonbaar is, zoals voor nogal wat deeltijders geldt, is de jarenlange theologiestudie dan wel onmisbaar?
De grondtalen grondig leren beheersen kost veel tijd en energie, terwijl een enkele muisklik tegenwoordig tal van exegetische hulpmiddelen ontsluit, die (wat het taalkundige aspect betreft) toereikend zijn voor een goede preekvoorbereiding. Dat biedt ruimte voor versoepeling.
Iets vergelijkbaars geldt voor kerkhistorische en dogmatische kennis. Natuurlijk moet een aankomend predikant de hoofdlijnen op dit gebied kennen – maar is jarenlange studie echt nodig?
Om het gesignaleerde tekort tegen te gaan, zou er voor aankomende predikanten een route gecreëerd kunnen worden die in deeltijd een paar jaar kost. Artikel 8 van de kerkorde (over de ”singuliere gaven”) biedt de ruimte om hierbij uit te gaan van de persoonlijke bagage en ervaring die de kandidaat inmiddels heeft opgedaan.
Evangelisten
Ds. Quant verwijst naar de nieuwe gemeentestichtingsprojecten, die volgens hem op termijn ook om nieuwe predikanten vragen. Kartrekkers binnen deze projecten hebben kerkordelijk bezien meestal de status van evangelist – waarvoor ‘slechts’ een theologieopleiding op hbo-niveau vereist is.
Verheugend dat deze mogelijkheid bestaat; met het creëren ervan liepen de CGK in 2004 voorop.
Wie het takenpakket van evangelist en predikant vergelijkt, ziet al snel dat van een evangelist (zeker) niet minder wordt gevraagd dan van een predikant. Evangelisten worden niet alleen geacht een reeds bestaande gemeente draaiend te houden, maar dienen deze zelfs vanaf de grond op te bouwen. Ze kunnen er niet bij voorbaat van uitgaan dat hun doelgroep hun preken boeiend genoeg vindt om er op zondagmorgen voor uit bed te komen. Ze begeleiden veel mensen met een niet-christelijke achtergrond, met alle pastorale en ethische vragen die daarbij horen. Om maar niet meer te noemen.
Blijkbaar kan het dus al: dat iemand zonder universitaire theologieopleiding in CGK-verband naar tevredenheid als voorganger fungeert.
Gelet op hun beider takenpakket heeft het iets vreemds dat de evangelist minder kerkordelijke bevoegdheden heeft dan de predikant. Hij mag bijvoorbeeld alleen in zijn eigen gemeente voorgaan en kan niet zomaar naar elders worden beroepen. Ook de financiële regelingen voor de evangelist zijn anders: voor hem geen emeritaatskas, terwijl hij meestal beduidend minder verdient dan de predikant.
Schuilt in het verhelpen van deze (niet tot het takenpakket te herleiden) ongelijkheid tussen predikant en evangelist niet een oplossing voor het gesignaleerde probleem? Er zijn binnen de CGK al diverse evangelisten actief, en het ziet ernaar uit dat hun aantal de komende jaren groeit. Verleen hun bij goed functioneren alle rechten en plichten van de predikant, en speel ook zo in op het gesignaleerde tekort.
De auteur is neerlandicus en als voorganger/gemeentestichter verbonden aan ICF Apeldoorn.