Kerk & religie

Theologiestudenten en predikanten op veldtocht

Ze staan weer voor de deur, de drukke dagen voor predikanten. Meer dan anders wordt van hen een veelvuldig voorgaan verwacht; niet alleen tijdens de zondagse erediensten, maar ook met Kerst, oudejaarsdag en nieuwjaarsdag. Reden waarom men deze periode vroeger weleens de ”tiendaagse veldtocht” noemde.

ds. M. van Kooten

22 December 2014 10:09Gewijzigd op 15 November 2020 15:22
Interieur van de hervormde kerk in Benthuizen. beeld uitg. Den Hertog, Houten
Interieur van de hervormde kerk in Benthuizen. beeld uitg. Den Hertog, Houten

Daarmee wordt in herinnering gebracht de veldtocht die koning Willem I van 2 tot 12 augustus 1831 maakte om de Belgische opstand met geweld de kop in te drukken. Weliswaar overwonnen de Nederlanders hun zuiderburen, maar door Franse dreiging met oorlogsgeweld zwichtte de Nederlandse vorst en werden de zuidelijke Nederlanden onafhankelijk. De Nederlandse strijdlustigen kregen ter nagedachtenis een herinneringsmedaille vervaardigd uit een vijftal bronzen kanonnen die men in Belgisch Hasselt had buitgemaakt.

Bij de troepen van de koning voegde zich ook een hele troep vrijwilligers, onder wie vele universitaire studenten –ook theologische– van de Leidse, Utrechtse en Groningse faculteit. Onder deze strijders bevond zich dhr. A. P. A. du Cloux, die net zijn studie theologie in Groningen had afgerond en beroepbaar was gesteld. Hij was, na een moderne start in de hervormde kerk en als bestrijder van ds. Hendrik de Cock, later geworden tot een van de rechtzinnigste predikanten. Hij bleef de vervallen vaderlandse kerk trouw en ijverde daarin voor kerkherstel.

Ook het Leidse drietal theologiestudenten A. Brummelkamp, H. P. Scholte en S. van Velzen, die elkaar zeer na stonden in studie en later bij de Afscheiding, waren van de partij. Natuurlijk mogen we student J. P. Hasebroek niet vergeten. Hij was het die tijdens zijn ambtsperiode in Breda de joodse Sara Diamant ontmoette en haar een Nieuwe Testament cadeau deed. In Amsterdam noemden zijn collega’s deze Reveilpredikant minachtend ”die kerel”.

Theologiestudent L. G. C. Ledeboer (de latere predikant van Benthuizen) had wat graag op willen trekken met het ”Kompagnie Vrijwillige Jagers der Leydsche Hoogeschool” zoals de vrijwilligers van Leiden wel werden genoemd. Het werd hem evenwel niet toegestaan vanwege zijn „kortzichtigheid”, waarmee een oogkwaal bedoeld werd.

Hij heeft toen maar een boekje in zakformaat in het Latijn geschreven om medestudenten aan te sporen mee te doen aan de veldtocht tegen de opstandige zuiderburen. Mogelijk met in zijn achterhoofd de proclamatie van de koning waarin de opsteller, Groen van Prinsterer, schrijft over het vertrouwen op God, Die in het verleden Nederland en Oranje „zoo dikwerf uit de grootste gevaren heeft gered.” Ledeboer schrijft: „Ons land en volk heeft twee dingen nodig om staande te blijven, bij al hun moed en kracht: de duinen, die ons voor de overstromingen van de zee moeten behoeden, en de godsdienst, die ons moet behoeden voor de overstromingen van het zedelijk kwaad en dus voor verderf en vernieling. Maar met die twee middelen kunnen wij, getuige de geschiedenis, wonderen verrichten.”

Ik vind de vergelijking met de drukte van het predikantenleven in de decembermaand en de tiendaagse veldtocht eigenlijk beneden de maat. Mits het gezien wordt vanuit het oogpunt waarmee de hervormde predikant ds. Jac. van Dijk in de Monsterse kerkbode van 2 januari 1970 zijn gemeente verraste: „Een drukke tijd was het voor de voorgangers. Men spreekt weleens van de tiendaagse veldtocht. Hopelijk zijn er velen tussen kerstfeest en Nieuwjaar gesneuveld. Zij zijn dan van staande mensen gevallen mensen geworden. En wie in ’t stof lag neergebogen, wordt door Hem weer opgericht.”

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer