Zalig
Er zijn grote verborgenheden in het Woord die de wereldse mens niet kan vatten. Hij kan het niet verstaan dat een mens treurig heengaat over zijn zonden en nochtans zalig kan wezen. De Heere Jezus zegt in Matthéüs 5:4: „Zalig zijn zij die treuren, want zij zullen vertroost worden.” De wereld kan niet geloven dat er mensen zijn die kirren als een duif en piepen als een zwaluw en wenende heengaan. Dat die zalig zullen zijn, kan de wereld niet vatten.O, zeg dan: Kom maar en zie Job zitten op de mesthoop. Toch zalig. Zie Paulus in de gevangenis; evenwel zalig. David vlucht voor Saul, evenwel zalig. Dat gelooft de wereld niet. Het is ook een grote verborgenheid en voor de wereld onbegrijpelijk. Wereldlingen werpen dat overboord, want zij hebben een plank van eigengerechtigheid waarmee ze in de hemel menen te komen. Gods kinderen hebben geen andere gerechtigheid dan die van de Heere Jezus. Dat is hun plank waarmee ze naar de hemel drijven.
Wel, dat bespot de wereld. Het is voor haar een verborgenheid en niet om te vatten. Dat een mens een dwaas moet worden, dat kan de dwaze wereld ook niet verstaan; dat ze haar wijsheid moet verlaten en een dwaas worden om de rechte wijsheid te bekomen. Het is voor de wereld ook niet te begrijpen. „Ik weet uw verdrukking en armoede, doch gij zijt rijk”, zegt de tekst.
Henrikus van Rijp, predikant te Utrecht (Verzameling van enige predikaties, 1690)