Commentaar: Amerikanen dreigen veerkracht te verliezen
Stuurloos, zo typeerde eind vorige week een Amerikaanse baptistenpredikant de situatie in zijn land. De tegenstelling tussen blank en niet-blank staat sinds de verwikkelingen in de plaats Ferguson weer prominent op de agenda. In augustus schoot een blanke agent in deze stad een zwarte jongen dood. Een jury zag echter geen aanleiding om de politieman te vervolgen. Met als gevolg: veel onrust in het land.
Betrekkelijk kort nadien kwam er vorige week een rapport vrij dat onomstotelijk aantoont dat de CIA bij het verhoren van terreurverdachten martelpraktijken heeft gebruikt. De Senaatscommissie stelde niet alleen vast dat de Amerikaanse geheime dienst ver over de schreef was gegaan, maar ook dat de martelingen heel weinig hadden opgeleverd aan bruikbare informatie waardoor aanslagen konden worden voorkomen.
Daar kwam nog eens overheen dat de CIA de martelingen stelselmatig had ontkend. Terwijl er verschillende malen vermoedens in die richting werden geuit en vragen waren gesteld.
Wie die twee ontwikkelingen op zichzelf beschouwt, kan snel concluderen dat ze niet uniek zijn voor de Amerikaanse geschiedenis. Het probleem van de ongelijke behandeling van de niet-blanke bevolkingsgroepen heeft in de achterliggende eeuw verschillende keren tot gespannen situaties geleid. Om er één te noemen: in 1957 moest in de plaats Little Rock (Arkansas) het federale leger negen zwarte jongelui begeleiden om naar een middelbare school te gaan, waar voorheen alleen blanke kinderen op zaten.
Laat ook niemand denken dat de martelingen door de CIA de enige voorvallen zijn waarbij de autoriteiten met hun verhoormethoden over de schreef gingen. Ongetwijfeld is dat in de strijd tegen terroristen of misdaadbendes vaker gebeurd. Harde jongens gaan niet praten als hun met de grootst mogelijke voorkomendheid door rechercheurs om informatie wordt gevraagd.
Het probleem is dat deze twee tendensen zich manifesteren in een wankel tijdgewricht. Zo is iedereen het er wel over eens dat –zeker de tweede termijn van– het presidentschap van Obama geen succes is, het ontbreekt hem aan leiderschap. Het charisma warmee hij het ambt in 2007 wist te veroveren, blijkt alleen maar holle frases op te leveren.
Economisch is er weliswaar sprake van enig herstel. Maar het is allemaal nog tamelijk broos. Veel Amerikanen profiteren op dit moment nauwelijks van de economische verbetering. Een grote groep voelt zich ontredderd en in de steek gelaten. Niet verwonderlijk dat er binnen de Amerikaanse samenleving veel onvrede heerst.
Toch is dergelijke onvrede niet uniek. Daarvan was eerder in de Amerikaanse geschiedenis sprake. Te denken valt aan de malaise in de jaren dertig, de climax rond de Vietnamproblematiek omstreeks 1970 en de rassenrellen.
Het problematische is nu dat de Amerikanen hun spirit en hun geloof in de eigen mogelijkheden lijken kwijt te raken. Crises zijn er om overwonnen te worden. Maar de kritieke situatie van nu lijkt Amerika te verlammen. Dat is zorgwekkend.