Het gaat goed met belangrijke commerciële vissoorten in de Noordzee als haring, schol en tong. De paaibestanden liggen boven de gewenste niveaus, blijkt uit cijfers van de Internationale Raad voor Onderzoek der Zee (ICES). Er zwemt zelfs meer schol dan ooit sinds de start van de metingen in 1957.

ICES adviseert elk jaar over de te vangen hoeveelheden vis. De onderzoekers houden daarbij rekening met de langetermijndoelstelling van een zogenoemde maximale duurzame oogst. Het visbestand heeft dan zijn in economisch en biologisch opzicht optimale omvang bereikt.

De ministers nemen de ICES-adviezen niet zonder meer over, maar kijken ook naar de belangen van de vissers. Quota worden daarom met niet meer dan 15 procent verlaagd – en overigens ook niet verhoogd.

Dit jaar adviseert ICES voor schol de maximale verhoging. Bij de andere soorten trapt ICES op de rem, ook bij tong. Voor die soort adviseerde ICES in juni nog een verlaging van 8 procent ten opzichte van 2014, in november werd dat bijgesteld naar 5 procent. Volgens de vissers is een verlaging echter niet nodig. „Als je naar de ontwikkeling van het tongbestand kijkt, kan de vangst wel met 5 tot 10 procent omhoog”, zegt voorman Pim Visser van belangenorganisatie VisNed desgevraagd. „Maar dat is politiek onhaalbaar. Daarom gaan wij voor een roll-over (handhaving van het niveau van 2014, TR). Daar zet Dijksma nu ook op in.”

Dat blijkt inderdaad uit een brief die Dijksma vorige week aan de Kamer stuurde. Ze zal zich verder sterk maken voor een roll-over voor de kleinere soorten schar en bot, waarvan de quota dit jaar niet volledig benut zijn, en ook voor rog. Die laatste soort is weliswaar kwetsbaar, maar de variëteiten die de vissers vangen, worden duurzaam beheerd, aldus Dijksma.

Verder wil Nederland een verdere krimp van het aantal dagen dat de vissers op de zee mogen verblijven. „Er moet een goede balans zijn tussen zeedagen en quota”, vindt Dijksma: de vissers moeten wel de kans hebben om hun quota op te vissen.