Hoelang nog?
Soms kan het je zomaar overvallen. Je bent bezig met je werk. Je loopt te tobben over iets wat je als onrecht beschouwt. Je betrapt jezelf erop dat je niet bent die je zou moeten zijn. Of je leest gewoon de krant. Ineens komt de vraag naar boven: Hoelang nog? Hoelang zal de aarde nog bestaan, hoelang duurt het nog voordat de Heere Jezus terugkomt? Dat heeft vast met het jaargetijde te maken. Het is advent. We herdenken de komst van Hem, Die gekomen is. Bij stilstaan bij dat heilsfeit hoort onvermijdelijk uitzien naar het heilsfeit dat nog zal plaatsvinden. Waarvan de Nederlandse Geloofsbelijdenis belijdt: „Daarom verwachten wij die dag met een groot verlangen…”
Hoelang nog? Het lijkt alsof de wereld versleten is en naar het einde hijgt. Ik verwijs slechts naar de aantasting van het leefmilieu, de worsteling om de kredietcrisis te boven te komen, de ebola-uitbraak, de toenemende tegenstellingen tussen christenen en moslims. Onrust op het wereldtoneel is een goede voedingsbodem voor de vraag. Een vliegtuig dat uit de lucht geschoten wordt, een gijzelaar die voorafgaand aan zijn executie getoond wordt. Een bericht, dat vier christelijke kinderen door IS zijn onthoofd omdat ze weigerden een aan Mohammed gericht gebed uit te spreken.
Hoelang nog? In de Bijbel (Openbaring 6:10) is de vraag ook al gesteld. Door de martelaren die gedood zijn vanwege hun geloof: „Hoelang oordeelt en wreekt Gij ons bloed niet van degenen die op de aarde wonen?” Het antwoord lijkt teleurstellend: het is nog niet zover. Eerst moet de geschiedenis voltooid zijn en Gods raad vervuld. Wel is er de troost: het duurt nog maar even. Ik meen dat de vraag van de zielen onder het altaar een goede vraag genoemd kan worden. Er klinkt pijn in door vanwege de Naam van God. En verlangen naar de volmaking van Gods Koninkrijk.
Hier beneden kan het motief om de vraag te stellen zomaar een verkeerde zijn. In een week van voorbereiding bijvoorbeeld, wanneer er nauwelijks tijd is om stil te staan bij de dingen van Gods Koninkrijk kan de vraag gesteld worden als een soort schaamlap, om te bedekken dat alledaagse zaken zwaarder wegen dan het overdenken van het toekomende leven. Hij kan ook wijzen op het ontlopen van verantwoordelijkheden. Je kunt, net als Elia onder de jeneverboom, zo moe zijn van het leven dat je er het liefst op een vrome manier uit zou stappen.
Het uitzien naar de komst van Gods Koninkrijk hoeft natuurlijk niet verkeerd te zijn. Integendeel, een oprecht christen kan niet anders dan elke dag de komst van Zijn Verlosser verwachten. Maar een gebed om verkorting van de tijd om persoonlijke redenen wordt door de Heere niet verhoord. Het verlangen naar Hem gaat niet gepaard met het ontlopen van verantwoordelijkheden, maar juist met het meewerken aan Zijn komst. De zielen onder het altaar zijn uitgestreden. Zij behoeven niet meer te doen dan te rusten in de lange witte klederen van overwinning die hun gegeven zijn. Wij zijn echter nog niet klaar. Zolang we de Heere niet kennen, hebben we te staan naar het geloof. En als we een kind van Hem mogen zijn, hebben we de goede strijd te strijden en het geloof te behouden. Als het goed is wordt juist in die strijd iets zichtbaar van het komende Koninkrijk.
Hoelang nog? Afgelopen zaterdag woonde ik een bijeenkomst bij over zending. Daar werd een antwoord gegeven: in ieder geval totdat aan alle volken het Evangelie verkondigd en het huis van God vol geworden is. Volgens de Duitse theoloog Bonhoeffer moet een christen bidden, het goede doen en vervolgens wachten op God. Het is niet verkeerd om je als christen te bezinnen op de vraag wat ”het goede doen” inhoudt. Zijn onze daden werkelijk gericht op de komst van het Koninkrijk? Het gebed ”kom haastig” gaat onvermijdelijk gepaard met het leveren van een bijdrage daaraan. In het licht van het voorgaande kunnen zendings- en evangelisatieactiviteiten onder ons nooit een sluitpost zijn.