Sameh Lawndy, koptisch-orthodoxe huisarts in Urk
Het klimaat in een perifeer Nederlands ziekenhuis bracht de uit Egypte afkomstige gynaecoloog Sameh Lawndy ertoe het roer om te gooien. De koptisch-orthodoxe christen is nu huisarts in Urk. „Een leven zonder geloof kan ik me niet voorstellen.”
Ter herinnering aan het gesprek geeft Sameh Lawndy een boek cadeau: ”Introduction to the Coptic Orthodox Church”. Door Gods leiding weet hij zich een bevoorrecht mens, omdat hij deel uitmaakt van de Koptisch-Orthodoxe Kerk, die volgens de overlevering door Markus is gesticht. Aan de binnenzijde van zijn pols liet hij net als veel andere kopten een klein koptisch kruis tatoeëren. Om de rijkdom van zijn kerkelijke traditie te illustreren, toont de Urkse huisarts een gedeelte van een film over een koptische eredienst in Caïro. „Onze grote paus is Athanasius. Als je zijn boek ”Over de menswording van het Woord van God” begrijpt, versta je de kern van het christendom. Het is heel eenvoudig geschreven en tegelijk geweldig diep van inhoud.”
In wat voor gezin groeide u op?
„Ik ben de oudste van vier kinderen. Mijn vader heeft zich van gewoon leerkracht opgewerkt tot directeur van de agrarische hogeschool van Sohag. Om mijn toekomstmogelijkheden te vergroten, stuurden mijn ouders me naar een Franstalige rooms-katholieke privébasisschool waaraan zusters uit Frankrijk lesgaven.
In de kerk was ik al jong misdienaar. Een leven zonder geloof kan ik me niet voorstellen. In de eerste plaats dankzij mijn ouders. Ik heb het als het ware met de borstvoeding meegekregen. Wat ik thuis hoorde en zag, werd versterkt door wat ik meekreeg op de zondagsschool en in de kerk. Als je zo bent opgevoed, gaat het geloof in je genen zitten.”
Er zijn ook mensen die er ondanks zo’n opvoeding afscheid van nemen.
„Dat is waar, maar ik betwijfel of ze er ooit echt los van raken. Vroeg of laat komt het toch weer boven. In mijn leven zijn de principes van mijn ouders de mijne geworden; niet onder dwang, maar vrijwillig. Dwang is vreemd aan het christendom. In het leven van mijn ouders zag ik het belangrijkste kenmerk daarvan: liefde tot God en tot de medemens. Ze leerden ons bidden en op God te vertrouwen. De liefde van God overtreft alle andere liefdes. Hij zond Zijn enige Zoon naar deze wereld om ons van de zonde te verlossen.”
In Nederland is vooral onder intellectuelen het atheïsme toonaangevend, vindt u dat moeilijk?
„Ik vind het jammer dat Nederland zo’n ongelovig land is geworden, maar niemand legt je hier een strobreed in de weg. Net als mijn ouders ben ik van mening dat het christelijk geloof zich niet laat opdringen. Het is Gods werk om ongelovigen te overtuigen, het is aan mij om een goed voorbeeld te geven. Mensen moeten aan ons kunnen zien wat het geloof betekent voor de wijze waarop we in het leven staan. Als christenen hebben we de roeping om van iedereen te houden, doet er niet toe of hij christen is of atheïst, jood of moslim. God kent al die mensen veel beter dan dat ik hen ken. Ik bid Hem of ook zij Zijn liefde mogen leren kennen.”
Waar kerkt u hier in Nederland?
„Ik hoor bij de koptisch-orthodoxe kerk van Utrecht, maar ik ga ook regelmatig naar Amsterdam. Bij ons is de inhoud van de dienst overal gelijk. Wanneer ik in Amsterdam sta te bidden, weet ik dat dit op dezelfde wijze gebeurt in Sohag, in Caïro, in Amerika, in Nieuw-Zeeland… Dat geeft een sterk gevoel van verbondenheid.
Wanneer ik op zondag moet werken, ga ik naar de heilige mis op maandagochtend. Het voelt voor mij heel leeg als ik een week niet naar de kerk ben geweest. In een koptische dienst, die ongeveer drie uur duurt, zie je door de gebeden, de Bijbelgedeelten die worden gelezen en de mis die wordt opgedragen het hele leven van Jezus aan je voorbijtrekken. Ook voor de andere dagen van de week is er een vaste liturgie. Veel Bijbelgedeelten ken ik daardoor uit mijn hoofd. Die draag je je hele leven mee en geven troost in moeilijke omstandigheden. Hoe vaker je een bepaald gedeelte hoort of leest, hoe meer dimensies je erin ontdekt. Ook het gebed heeft bij ons een grote plaats. Een nieuwe dag begint voor ons de avond ervoor. Het avondgebed is de voorbereiding op de heilige liturgie van de volgende dag.”
Wat was voor u het lastigst bij het integreren in Nederland?
„Wanneer je in het buitenland hebt gestudeerd, is het hier moeilijk om erkend te worden als arts. Een eerste vereiste is dat je de taal goed beheerst. De toetsing daarvan is streng. Dat maakt de drempel voor buitenlandse artsen hoog. Daarna volgt de toetsing van je medische kennis. Op basis van beide toetsen komt het ministerie met een beoordeling, variërend van afwijzing tot verplichte bijscholing. In mijn geval pakte het oordeel goed uit. Medisch scoorde ik beter dan de gemiddelde Nederlandse arts, ik moest alleen nog een cursus communicatieve vaardigheden volgen.”
Waarom dat?
„In Egypte is het afnemen van de anamnese niet zo belangrijk. Als je daar patiënten uitvoerig bevraagt over hun klachten, zien ze je als een slechte arts. Hier wordt van artsen juist verwacht dat ze aan hun patiënten vragen wat ze van hun klachten denken en wat ze van jou als arts verwachten. Na het behalen van mijn Nederlandse artsendiploma ben ik me ook hier gaan specialiseren in de verloskunde en de gynaecologie. Ik heb een poosje als gynaecoloog in opleiding in een perifeer ziekenhuis gewerkt, maar dat was geen wereld voor mij. Door de artsen werd vooral gestreden over centen, dat is niet de samenwerking die mij aanspreekt.”
In Egypte was dat anders?
„Totaal anders. Daar werkte ik de helft van de dag in een ziekenhuis, de andere helft in mijn privépraktijk. Dat is in Egypte gebruikelijk. Je bouwt geleidelijk een eigen patiëntenpopulatie op, waarbij je het moet hebben van mond-tot-mondreclame. In een Nederlands ziekenhuis is het contact met de patiënten vluchtig, waardoor je niet echt een relatie met de mensen krijgt. Dat is voor mij juist de mooiste kant van het werk als arts. Vandaar dat ik heb besloten om huisarts te worden. De band met de gynaecologie en verloskunde is blijven bestaan door mijn promotieonderzoek in Nijmegen. Naast de opleiding tot huisarts heb ik de opleiding tot kaderarts urogynaecologie gevolgd.”
Wat boeit u in de gynaecologie?
„Vooral de verloskunde. Misschien speelt daarin mee dat er achter ons huis in Sohag een geboortecentrum lag. Tot mijn vroegste herinneringen behoort het beeld van vrouwen die met een dikke buik naar binnen gingen en met een kindje in hun armen weer naar buiten kwamen. Dat intrigeerde me. Het helpen bij het ter wereld brengen van een kind blijft bijzonder. In moeilijke situaties moet je snel beslissingen nemen, dat vind ik mooi, maar het meest trekt me de sociale kant. Je deelt in de vreugde van de ouders en de familie.”
Vanwaar de komst naar Urk?
„Daar zit geen bewuste keuze achter. Ik had nog nooit van Urk gehoord. Min of meer toevallig kreeg ik te horen dat mijn voorganger ermee ging stoppen, vanwege emigratie naar Nieuw-Zeeland. Iemand die mijn cv had gezien belde me op en zei: „Die plaats past bij jou, daar doen de huisartsen nog aan verloskunde.” Hij waarschuwde me wel voor het orthodoxe karakter van Urk. „Het is een heel christelijk dorp, vind je dat niet bezwaarlijk?”
„Helemaal niet”, zei ik, „want dat ben ik ook.”
Ik vind het heel mooi dat de Urkers in zo’n atheïstisch land gelovig zijn gebleven. Hun normen en waarden zijn grotendeels de mijne. Het is fijn om te werken met patiënten bij wie het geloof een belangrijke plaats in het leven heeft. Zonder geloof heb je in perioden van crisis geen wezenlijke steun. Ben je een echte gelovige, dan heb je altijd hoop, zelfs in de moeilijkste omstandigheden.”
Waarin wijken uw normen af van die van de Urkers?
„Ik hecht aan de traditie van het vasten zoals die gestalte krijgt in de Koptisch-Orthodoxe Kerk. Voorafgaand aan Kerst vasten we 40 dagen, voorafgaand aan Pasen 55 dagen. Daarnaast op elke woensdag en vrijdag en op aposteldagen. Strikt vasten is in mijn werk heel moeilijk, maar ik probeer me wel zo veel mogelijk aan de vastentijden te houden. Vanuit meeleven met het geheel van de kerk en om de geestelijke betekenis ervan. Het gaat in het vasten niet om het laten staan van bepaald voedsel, maar om het trainen van de geest. Je richt je op het geestelijke en je krijgt meer begrip voor mensen die geen voedsel hebben. Vasten is bij ons niet alleen verbonden met bidden, maar ook met dienstbetoon in allerlei vormen. Vasten zonder meer heeft geen zin, leerde Jezus.”
Vindt u het vreemd dat voor veel Nederlandse christenen vasten een onbekend fenomeen is?
„Inmiddels ben ik eraan gewend, maar als ik het aan christenen in Egypte vertel, zijn ze zeer verbaasd. Vasten is voor ons onlosmakelijk met het christenleven verbonden. Daar komt bij dat het goed is voor ons lichaam en voor het milieu.”
Hoe beleeft u vanuit Nederland de huidige oorlog in het Midden-Oosten?
„Als verschrikkelijk, maar niet als nieuw. Het moslimextremisme heeft een lange geschiedenis. Het heeft vooral een vruchtbare voedingsbodem in landen waar door de innerlijke verdeeldheid een burgeroorlog is ontstaan, zoals Irak en Syrië. In Egypte is die op de valreep afgewend, dankzij het volk. Hoewel overduidelijk was dat Mohammed Morsi door fraude van de moslimbroederschap aan de macht is gekomen, is hij in 2012 toch als president geïnstalleerd. Een jaar later is hij met behulp van het leger onder leiding van generaal Sisi afgezet, nadat miljoenen mensen de straat op waren gegaan. Anders was er ook in Egypte een burgeroorlog uitgebroken en zou IS er net als in Syrië z’n slag hebben geslagen. Dat zie ik nu minder snel gebeuren.”
Hoe staat u tegenover moslims?
„Ik had er vrienden onder en 80 procent van mijn patiënten was moslim. Wel maak ik me grote zorgen over de toename van het aantal fundamentalistische moslims in Egypte en de rest van de Arabische wereld. In Sohag zijn de contacten tussen moslims en kopten gelukkig nog steeds goed, al worden de kopten wel gediscrimineerd. Het is voor ons minder eenvoudig om een goede baan te krijgen.
Elders in Egypte zijn er regelmatig aanvallen op koptische kerken en koptische families. Mijn ideaal is dat alle verschillende bevolkingsgroepen in Egypte dezelfde rechten en plichten krijgen. Dat is nog lang niet bereikt, maar de situatie is nu in ieder geval beter dan onder Morsi en ook beter dan in de laatste periode van Mubarak.”
U voelt er niet voor om terug te keren?
„Nee, het zal nog minimaal vijftig jaar kosten om Egypte op het niveau van Nederland te krijgen. De gebrekkige voorzieningen vond ik geweldig frustrerend. Bovendien heeft het me heel veel tijd en energie gekost om me hier een plaats in de medische wereld te verwerven. Ik moet er niet aan denken om opnieuw te moeten overschakelen.”
Levensloop Sameh Lawndy
Sameh Lawndy (1977) groeide op in Sohag, een stad aan de Nijl in Centraal-Egypte. Hij studeerde medicijnen aan de universiteit van Sohag, waarna hij zich specialiseerde in de verloskunde en gynaecologie. In 2007 kwam hij naar Nederland voor promotieonderzoek naar bekkenbodemproblematiek. Hij besloot in Nederland te blijven, volgde in Maastricht de opleiding tot huisarts en in Nijmegen de opleiding tot kaderhuisarts urogynaecologie. Sinds een halfjaar is hij huisarts in Urk. Daarnaast is hij verbonden aan de huisartsenopleiding in Maastricht. Kerkelijk behoort hij tot de koptisch-orthodoxe kerk van Utrecht.