Geen generatiekloof, wel tegenstelling qua etniciteit
DEN HAAG. Een scherpe tegenstelling tussen vermogenden en arme sloebers? Een ”age war” tussen oude en jonge generatie? Heel druk hoeft het kabinet zich daarover niet te maken, stelt het Sociaal en Cultureel Rapport 2014. „De belangrijkste verschilmakers blijken in Nederland momenteel etniciteit en het uiterlijk van mensen gecombineerd met zelfbewustheid te zijn. Vooral dat laatste verrast.”
In porties bracht het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) deze week het het Sociaal en Cultureel Rapport 2014, getiteld “Verschil in Nederland”, naar buiten. Wat mogen, aan het eind van deze week, eigenlijk niet vergeten? Eindredacteur en onderzoeker Cok Vrooman belicht de meest opvallende conclusies uit het SCP-rapport.
Gefascineerd door de Franse econoom Piketty debatteerde Nederland de achterliggende tijd veel over de vraag of inkomensverschillen of juist vermogensverschillen het grootste probleem in onze maatschappij vormen. Volgens uw rapport geen van beide?
„Een opvallende conclusie van ons onderzoek, waarin we bestaande kennis samenvoegen met een nieuw onderzoek onder 3000 Nederlanders, is dat verschillen in inkomen én vermogen niet het urgentste probleem in ons land vormen. Als je een rijtje met factoren maakt, betreft het meest urgente verschil dat tussen etnische groepen (1), daarna volgt de factor van gezondheid en aantrekkelijkheid (2), daarna politieke tegenstellingen (3), tegenstellingen tussen de machtselitie en de bevolking (4), en verschillen die te maken hebben met opleiding en werk (5). Pas op de zesde plaats volgt inkomen en vermogen.
Dat thema is niet onbelangrijk, maar onze boodschap aan politiek en maatschappij is wel: vergroot dit niet te veel uit. En maak ook geen al te groot probleem van vermeende spanningen tussen oud en jong. Die staan in ons rijtje pas op de zevende plek. ”
Toen VVD’er Rutte en PvdA’er Samsom hun regeerakkoord presenteerden, gaven ze aan bruggen te willen bouwen tussen allerlei bevolkinggroepen: tussen stad en land, rijk en arm, jong en oud, hoog en laag opgeleid. Maar de kloof tussen autochtoon en allochtoon overbruggen, noemden ze niet. In uw rijtje staat die juist bovenaan als de urgentste…
„Die hebben wij inderdaad op nummer één gezet. Het is opmerkelijk dat bijna de helft van de bevolking meent dat de leefwijze van moslims en de West-Europese leefwijze onverenigbaar zijn.
Ook opvallend is dat ons onderzoek de zogeheten integratieparadox sterk bevestigt: als allochtonen beter opgeleid raken, gaan zij zich daardoor, gek genoeg, níet meer Nederlander voelen. Hun klacht richting autochtonen is vaak: wij gedragen ons precies zo als jullie je gedragen, maar jullie blijven ons toch anders behandelen. Dat verwijt leidt dan vervolgens opnieuw tot spanningen in de samenleving.”
Veel aandacht in de media kreeg uw conclusie dat een grote verschilmaker in Nederland het zogeheten persoonskapitaal is.
„Dat is inderdaad een nieuw punt in ons onderzoek. Of je een goed uiterlijk hebt én zelfbewust bent, is nota bene vaak belangrijker dan je opleidingsniveau. Verschil in persoonskapitaal is een enorm onderschatte factor in het beleid.”
In het beleid? Moet de overheid hier dan op gaan sturen en voor bedrijven bijvoorbeeld een lelijkemensenquotum gaan invoeren?
„Wij zeggen niet dat bijvoorbeeld schoonheidsbehandelingen in het zorgverzekeringspakket moeten. Maar als samenleving kun je wel over dit punt nadenken. Een sollicitant moet zich ervan bewust zijn wat nette of slordige kleding doet. En een werkgever moet bedenken dat hij geneigd is de knapste man of vrouw te nemen, maar dat dit niet altijd de beste werknemer is.”