Nieuwkomers in de gemeente
Titel:
”De werkers van het laatste uur. De inwijding van nieuwkomers in het christelijk geloof en in de christelijke gemeente”
Auteur: Stefan Paas (m.m.v. Simon van der Lugt en René van Loon)
Uitgeverij: Boekencentrum, Zoetermeer, 2003
ISBN 90 239 1520 8
Pagina’s: 312
Prijs: € 22,50. Hoe kunnen kerken mensen die tot geloof komen, nieuwkomers, welkom heten? Een boek over de bekering van mensen én kerken, want het is nog niet zo makkelijk voor nieuwkomers om zich thuis te voelen. Het heeft de titel ”De werkers van het laatste uur” meegekregen en is van de hand van dr. Stefan Paas, evangelisatieconsulent binnen de Christelijke Gereformeerde Kerken.
Het boek start met een analyse van de context - in de woorden van de schrijver ”het speelveld”. Iemand die vandaag toetreedt tot een christelijke kerk in Nederland, doet dat in een heel andere situatie dan pakweg vijftig jaar geleden; maar ook de kerk is veranderd. Kerken zijn meer geworden tot ruimteschepen.
De schrijver gaat in op de praktijk van evangelisatie en vraagt zich terecht af of hierin voldoende rekening wordt gehouden met de culturele context. Een van de hoofdconclusies die als een rode draad door zijn boek heenloopt, is dat evangelisatie een weg is, een proces dat serieus overdacht moet worden en nauw verweven behoort te zijn met al de activiteiten van de gemeente.
In het tweede deel van het boek -”De spelregels”- gaat Paas in op de bijbelse gegevens ten aanzien van toetreders. De bedoeling daarvan is een principiële houding op het spoor te komen ten aanzien van nieuwe mensen. Dit betekent dat de bijbelse gegevens selectief betrekking hebben op dit thema. De auteur pleit voor ruimte en begrip.
In het deel ”Het spel” worden de eerdere gegevens uitgewerkt richting vormen van kerkzijn. Het is een zoektocht naar gemeentestructuren die geschikt zijn om nieuwe mensen op te vangen. Paas bespreekt het functioneren van het catechumenaat in de Vroege Kerk.
Het afsluitende deel, ”Spelenderwijs”, behandelt de missionaire samenkomsten en de inrichting van een gastvrije eredienst. Dat laatste is voor de auteur een speerpunt in de evangelisatie: de eredienst is voor hen die bij de kerk horen én voor nieuwkomers. Ik denk dat daarmee een belangrijk en bijbels uitgangspunt is neergezet: de zondagse eredienst als middelpunt van het evangelisatiewerk.
In het laatste hoofdstuk komt de relatie prediking en nieuwkomers aan de orde. Het boek sluit af met ”Liturgische formulieren voor een missionaire tijd”.
Noordegraaf
”De werkers van het laatste uur” benadert de problematiek van de missionaire gemeente vanuit een andere invalshoek dan bijvoorbeeld dr. A. Noordegraaf in het vijf jaar geleden verschenen ”Vijf broden en twee vissen. Missionair gemeentezijn in een (post)moderne samenleving”. Paas zoomt in op de nieuwkomer en kiest voor een contextuele insteek: eerst de situatie in kaart brengen, vervolgens de bijbelse grondlijnen voor dít probleem beschrijven en dan de oplossingen geven. Deze werkwijze maakt het boek praktisch en bruikbaar voor gemeenteleden en niet-theologen.
Noordegraaf gebruikt een andere volgorde: na een beschrijving van de theologische uitgangspunten van diverse kerkmodellen bespreekt hij eerst de gemeente in het kader van het heilshandelen van God, daarna de context van de samenleving en vervolgens de verbinding tussen theologie en context en wat deze betekent voor het functioneren van de kerk in de wereld.
In zekere zin vullen de benaderingen elkaar aan. Zij die met de theologie inzetten, lopen het gevaar de context te onderschatten. Zij die met de context inzetten, lopen het gevaar te selectief in de Schrift naar antwoorden te zoeken.
Aanknopingspunten
Evangeliseren onder niet-christenen of, in de woorden van dr. Paas, het inwijden van nieuwkomers in de christelijke gemeente, wordt in dit boek toegespitst op het missionaire leerproces en het beter toegankelijk maken van de eredienst. Toch heeft evangelisatie ook een belangrijk verkondigend aspect: het aanzeggen van de dood en opstanding van Jezus Christus, een boodschap die op allerlei manieren aan het hart van medezondaars wordt gelegd met de oproep tot geloof en bekering. De leeromgeving van deze proclamatie is er een van strijd tegen de duisternis, van dood en leven, en van een mens die maar zo moeilijk geloven kan; realiteiten die alleen kunnen worden overwonnen door de opstandingskracht van Christus. Er is in het boek weinig expliciete aandacht voor dit kerygmatische aspect van evangelisatie en gemeentezijn.
In aansluiting hierop heb ik tevergeefs gezocht naar een eenduidige, heldere regel des geloofs als wezenskenmerk voor alle christenen ”op de weg”. Als die regel er niet is, komt het accent sluipenderwijs te liggen op de nieuwkomer en dreigt het gevaar dat ”insprekingspunten” in de mens tot ”aanknopingspunten” worden. Met respect voor alle nuanceringen die er kunnen zijn, vind ik uitdrukkingen als „ingelijfd worden in Gods regering” (132), „inwijden is … mensen in één ruimte met Hem brengen” (143) of „…in relatie met Christus komen” (285) tekortschieten.
Moed
Het zijn meestal de toetreders die stuklopen op het cultuurverschil tussen kerk en wereld. Het getuigt van moed dat de auteur tegen de gegroeide kerkcultuur in schrijft en pleit voor veranderingen in de gemeente ten behoeve van de nieuwkomers.
Ik heb zijn boek met interesse gelezen en wil het ter bespreking in kerkenraden en verenigingen van harte aanbevelen. De gespreksvragen achter elk deel zijn goed gesteld. Sommige passages roepen tegenspraak op of vragen om verdere doordenking, maar om die reden hoeft het boek niet afgewezen te worden.
De schrijfstijl is begrijpelijk en waardig. De argumentatie een heldere. De auteur en zijn medewerkers staan op gereformeerde bodem. Dat er grondig kennis van deze problematiek wordt genomen, is de zaak van de uitbreiding van Gods Koninkrijk meer dan waard.