Rome en Carthago waren geen vrienden
Kerkvader Augustinus studeerde er. De christinnen Perpetua en Felicitas stierven in de arena de martelaarsdood. Maar Hannibal is wel de beroemdste zoon die Carthago heeft voortgebracht.
Dat de geschiedenis van Carthago grofweg in twee perioden uiteenvalt, wordt mooi ‘gelaagd’ in beeld gebracht in het Rijksmuseum van Oudheden in Leiden. De tentoonstelling ”Carthago” is over twee verdiepingen verdeeld. Eén afdeling is gewijd aan de oudste (Punische) geschiedenis van de stad, de verdieping erboven aan de Romeinse tijd, met een kleine uitloper naar de christelijke periode.
Rome en Carthago –havenstad in Noord-Afrika– waren in de oudheid geen vrienden, zoveel wordt duidelijk in de tentoonstelling. Het verhaal wordt verteld aan de hand van ruim 250 archeologische vondsten uit onder meer toonaangevende Tunesische musea, het Louvre in Parijs en het British Museum in Londen: marmeren en bronzen sculpturen, kleurrijke mozaïeken, verfijnde juwelen en andere kostbaarheden illustreren de rijkdom en macht die de havenstad aan de kust van het huidige Tunesië ooit bezat.
Sleutelstuk is de uitzonderlijk gave bronzen scheepsram die in 2010 ten westen van Sicilië op de zeebodem werd opgedoken, de enige met een Punische inscriptie. De Carthagers waren meesters van de Middellandse Zee. Hun schepen waren voorzien van een bronzen versteviging op de kiel aan de voorkant waarmee vijandelijke vaartuigen in de flank konden worden geraakt. De gevonden scheepsram is vermoedelijk tijdens een treffen met de Romeinen losgeraakt en op de zeebodem beland; in de buurt lagen nog tien scheepsrammen van Romeinse origine.
Inscriptie
Bijzonder aan de Carthaagse scheepsram is dat er een inscriptie van Punische letters op is aangebracht. Het gaat om één regel met 35 lettertekens. De woorden lijken sterk op Bijbels Hebreeuws. In vertaling luidt de tekst: „Laat deze (ram) gericht zijn tegen het schip: met (de) woede (van) Baal, (de god) die het doel laat bereiken, laat deze gaan en het beslagen schild in het midden raken.”
Op de horizontale bladen is een reeks V-vormige inkepingen te zien, die erop duiden dat de scheepsram frontaal op een andere scheepsram is gebotst.
Dit was bepaald niet de enige aanvaring tussen Carthagers en Romeinen. Tussen 264 en 146 voor Christus werden drie zogenoemde Punische oorlogen uitgevochten. Uiteindelijk werd Carthago door de Romeinen met de grond gelijkgemaakt – om dik honderd jaar later door diezelfde Romeinen te worden herbouwd.
De oorspronkelijke inwoners van Carthago waren vermoedelijk Feniciërs, die in de negende eeuw voor Christus vanuit het huidige Libanon (uit Tyrus), via Cyprus naar Noord-Afrika kwamen. Feit is dat de Carthagers eeuwenlang jaarlijkse handelsmissies ondernamen naar Tyrus en daar ook de goden van die stad vereerden. „Tyrus werd duidelijk gezien als de moederstad en veel goden uit de Levant waren eveneens belangrijk in Carthago”, concludeert Pieter ter Keurs, samensteller van de tentoonstelling. Bij dat laatste valt te denken aan Astarte, Baäl-Hammon en Melquart. Omgekeerd werden de Carthagers in Noord-Afrika even zolang beschouwd als nieuwkomers; ze moesten pacht betalen aan de omringende Afrikaanse volken. Toen ze in de vijfde eeuw voor Christus met de betalingen stopten, leidde dat meteen tot grote conflicten.
Carthago was alleszins godsdienstig, maar ook multicultureel. De inwoners kwamen uit alle windstreken. Ze beheersten het Middellandse Zeegebied van Zuid-Spanje tot Tyrus en Sidon in het noordoosten en vanaf Noord-Italië tot Griekenland. Het land rondom Carthago was vruchtbaar en het achterland strekte zich uit tot in Centraal-Afrika. De inwoners beoefenden diverse ambachten en waren geslepen handelaars die geweld niet schuwden. Het legde hun geen windeieren. Vanaf de vijfde eeuw voor Christus groeide Carthago uit tot een machtige metropool.
Hannibal
Dat was juist in de tijd dat de bestuurders van Rome wat verder om zich heen begonnen te kijken. Tot de derde eeuw voor Christus was deze stad niet meer dan een lokale macht die op zee niets had te zoeken. Toen dat anders werd, kwamen de Romeinen onvermijdelijk in botsing met Carthago.
Aan het tweede treffen (218-201 v. Chr.) is voor altijd de naam Hannibal verbonden. De briljante Carthaagse generaal trok vanuit Spanje via de Alpen met olifanten naar Noord-Italië en zelfs naar Rome. In de loop van de geschiedenis heeft deze actie mythische proporties aangenomen, maar de werkelijkheid was minder spectaculair. Weliswaar versloeg Hannibal Romeinse legioenen in Noord-Italië, maar hij kwam slechts met een paar olifanten bij Rome aan. Hij durfde het niet aan met het verzwakte leger tot de aanval over te gaan. In het zuiden van Italië zwierf hij nog jarenlang rond, maar de Romeinen vermeden een veldslag.
Hoe diep de haat van de Romeinen tegen Carthago zat blijkt wel uit een gevleugelde uitspraak die aan senator Cato wordt toegeschreven. Hij zou elke redevoering hebben besloten met de woorden: „Overigens ben ik van mening dat Carthago vernietigd moet worden.” Hoewel hij dit waarschijnlijk niet (zo) heeft gezegd, klopt de strekking van de woorden wel degelijk: Cato streefde naar de volledige vernietiging van Carthago.
Verwoesting
En dat was uiteindelijk het lot van de ooit zo machtige stad. In 149 voor Christus belegerden de Romeinen Carthago om de stad drie jaar later met geweld in te nemen. De verwoesting was totaal; de heuvel waarop het stadscentrum had gelegen werd afgetopt en met een laag puin bedekt. De overlevenden werden als slaven verkocht. De verslagen vijand mocht nooit meer opstaan.
Toch kreeg de stad een tweede leven, nota bene dankzij de Romeinen. Julius Caesar vatte het plan op om van Carthago weer een grote handelsmetropool te maken; zijn opvolger Augustus voerde het uit. Zodoende kreeg de stad ook in de vroegchristelijke tijd weer een rol van betekenis. Als hoofdstad van de Romeinse provincie Africa kwam Carthago opnieuw tot grote bloei en groeide uit tot de derde stad van het Romeinse Rijk, na Rome en Alexandrië. Augustinus bracht er zijn studietijd door. Het waren wilde jaren die aan zijn bekering voorafgingen. Later zou hij die periode in zijn ”Belijdenissen” omschrijven als een „smeltkroes van schuldige liefdes.”
In 1979 is Carthago op de Werelderfgoedlijst van Unesco geplaatst.