De vicepresident van de Fed, Stanley Fischer, en de hoogste baas van de Fed van New York, William Dudley, benadrukten onafhankelijk van elkaar het positieve effect van de daling van de olieprijs. Eventuele negatieve gevolgen, zoals een zeer lage inflatie, zijn volgens hen tijdelijk van aard.

Volgens Fischer profiteert „iedereen” van goedkopere olie. Dudley wees op zijn beurt op de „significante” verbetering van de koopkracht, die door de lagere olieprijs ontstaat. Dat effect geldt vooral voor mensen met lagere inkomens, die de meevaller volgens hem eerder aan andere zaken zullen uitgeven dan zullen opsparen.

De olieprijs is de afgelopen tijd gedaald in het sterkste tempo van de afgelopen vijf jaar. Maandag trad er wel enig herstel op: de prijs van Amerikaanse olie steeg met bijna 5 procent, tot ruim 69 dollar per vat. Deze zomer kostte zo’n vat echter nog bijna 108 dollar, begin vorige week stond de prijs op circa 77 dollar.

De prijsdaling kwam vorige week in een stroomversnelling, nadat het OPEC-kartel had besloten de productie van olie voorlopig niet terug te schroeven. De organisatie van olie-exporterende landen zou daarmee de concurrentie van Amerikaanse olie uit schalievelden willen raken. De productie daarvan wordt bij een lagere olieprijs minder rendabel, waardoor mogelijk projecten worden gestopt.

Dudley benadrukte echter dat de VS nog altijd olie importeren. „Dalende energieprijzen zijn daarmee goed voor onze economie”, aldus de centrale bankier.