Herinnering misbruik telt niet in rechtszaak
Als tijdens een therapie herinneringen aan seksueel misbruik bovenkomen, mogen deze nooit gelden als maatschappelijk bewijs of als juridisch feit bij de rechter. Therapeuten moeten richtlijnen ontwikkelen om te voorkomen dat ze bij patiënten verzonnen herinneringen aan misbruik, zoals incest, oproepen.
Dat staat in het rapport ”Omstreden herinneringen” van de Gezondheidsraad dat dinsdagmorgen is aangeboden aan minister Hoogervorst van Volksgezondheid. Sinds het begin van de jaren negentig zijn honderden vrouwen na psychotherapeutische behandelingen tot de conclusie gekomen dat ze als kind seksueel zijn misbruikt terwijl ze zich dat voor de behandeling niet herinnerden. Dat leidde tot tientallen aangiften per jaar. Tot een veroordeling is het echter zelden gekomen.
Een groep van ouders die door hun kinderen ten onrechte waren beschuldigd, stapte naar de vorige minister van Volksgezondheid, Borst, en vroeg om een wetenschappelijk onderzoek naar mogelijke onjuistheden in psychotherapeutische behandelingen. Borst is daarop ingegaan. Ze wilde weten of het mogelijk is dat iemand die seksueel is misbruikt dat vergeet en het zich later weer gaat herinneren. Ook legde ze de vraag voor of seksueel misbruik dat mensen zich herinneren, daadwerkelijk heeft plaatsgevonden. Tot slot vroeg Borst specifiek naar de rol van therapeuten bij de herinneringen.
In het rapport stelt de Gezondheidsraad dat het inderdaad mogelijk is dat patiënten herinneringen aan incest en ander seksueel misbruik op jonge leeftijd vergeten en dat de herinnering daaraan door behandelingen bovenkomt.
Naast deze echte herinneringen bestaan er volgens de raad ook fictieve herinneringen die zijn gebaseerd op fantasie, dromen of andermans verhalen. Het is mogelijk dat door therapeutische behandelingen vertekende of verzonnen ’herinneringen’ worden gestimuleerd. Die kans neemt toe als therapeuten gebruikmaken van technieken die het geheugen moeten stimuleren, zoals hypnose, droominterpretatie en geleide fantasie. Overmatige angst en stress beïnvloeden sterk de geheugenfunctie, zo schrijft de raad. Bij bepaalde stoornissen en persoonlijkheidskenmerken komen ingebeelde herinneringen vaker voor.
Omdat niet helder is of de herinnering van de patiënt juist is of niet, mag de herinnering niet als juridisch feit gelden en moeten therapeuten zich onthouden van uitspraken over betrouwbaarheid. Behandelaars moeten patiënten dan ook niet aanzetten tot juridische stappen.
De Gezondheidsraad vindt dat behandelaars richtlijnen moeten ontwikkelen voor de manier waarop zij omgaan met herinneringen aan traumatische jeugdervaringen. Ze moeten in ieder geval aan hun patiënten duidelijk maken dat behandelingen die herinneringen moeten stimuleren, niet zijn bedoeld als waarheidsvinding, maar als therapie om bepaalde zaken te verwerken.
In Amerika, Canada, Engeland en Australië kwam het verschijnsel van fictieve herinneringen ook voor en daar hebben beroepsverenigingen van therapeuten richtlijnen uitgevaardigd. In ons land is het nooit zo ver gekomen omdat er onder de behandelaars groot verschil van mening bestaat. De ene groep zegt dat de opgeroepen herinneringen wel waar zijn en een andere groep staat daar genuanceerder tegenover.