Binnenland

„Radicale protestanten toch een beetje ván de wereld”

Wel in maar niet van de wereld, zeiden EO, Evangelische Hogeschool en RPF in hun beginjaren. Toch lieten deze ”radicale protestanten” na verloop van tijd hun antithetische houding volledig los. „Een beetje ván de wereld zijn ze beslist wel geworden. Eigenlijk wáren ze altijd al voluit modern”, schrijft Remco van Mulligen in het proefschrift dat hij dinsdag aan de VU gaat verdedigen.

Addy de Jong

1 December 2014 07:06Gewijzigd op 15 November 2020 14:47
Historicus Remco van Mulligen, beeld RD, Anton Dommerholt.
Historicus Remco van Mulligen, beeld RD, Anton Dommerholt.

Toen hij in Doorn, in de kruipruimte van het pand van Youth for Christ, tussen de muizenkeutels enkele halfvergane ordners van een plank trok, voelde hij zich een „echte archiefrat.” En toen hij, spittend in oude EO-documenten, een origineel schrijfsel van ds. H. J. Hegger tegenkwam dat meer licht werpt op een heftig conflict binnen de omroep, sprong de historicus een gat in de lucht. Maar wat Remco van Mulligen het meest bevredigt, is dat hij in zijn dissertatie ”Radicale protestanten. Opkomst en ontwikkeling van de EO, de EH en de ChristenUnie en hun voorlopers (1945-2007)”, na zes jaar lezen, praten, kijken en denken, een totaalbeeld heeft kunnen schetsen van een groep orthodoxe christenen die tot nu toe niet systematisch was onderzocht.

Met ”radicale protestanten” –een term die Van Mulligen zelf verzon, net als C. S. L. Janse de benaming ”bevindelijk gereformeerden”–, bedoelt de promovendus een samenraapsel van gereformeerden, hervormden en evangelischen. Zij kwamen in de jaren zestig op reactionaire wijze in verzet tegen de modernisering en secularisatie van de samenleving. Tegenover de NCRV plaatsten zij de EO, tegenover de Vrije Universiteit de Evangelische Hogeschool (EH) en tegenover de ARP de RPF. Dit alles om vervlakking van de boodschap en verwatering van de uitgangspunten het hoofd te bieden.

Inmiddels zijn deze organisaties –vooral de EO– echter alweer zó getransformeerd dat sommige mensen van het eerste uur, zoals Bert Dorenbos, zich totaal niet meer hun beleid herkennen en de neiging hebben via afsplitsing het hele proces van organisatorische zuivering van voren af aan te beginnen.

Gaat dat laatste ook daadwerkelijk gebeuren? Is er in christelijk Nederland sprake van een soort reformatiecyclus?

„Met toekomstvoorspellingen ben ik als historicus voorzichtig. Iets kan ik er natuurlijk wel van zeggen. In mijn proefschrift verwijs ik veelvuldig naar de socioloog Steve Bruce, die in de westerse samenleving een almaar voortgaande secularisatie ziet. Als kerken of andere organisaties te zeer vervlakken, scheidt een groep orthodoxen zich af, stelt Bruce, waarvan de identiteit op den duur ook weer vervlakt, zodat een nieuwe groep ”verontrusten” zich afsplitst. Volgens de socioloog worden bij elke cyclus de groepjes die opnieuw beginnen kleiner, zodat de maatschappij op den duur geheel geseculariseerd is.

Ik vind het een interessante theorie, herken er ook wel dingen in die in de geschiedenis van EO, EH en ChristenUnie zijn gebeurd, maar ik denk dat je in het verleden waargenomen ontwikkelingen niet zomaar kunt extrapoleren.”

Waarom niet?

„Dat merk je al wanneer je je horizon een beetje verlegt. Het christendom bestaat zo’n 2000 jaar. Altijd zijn er perioden geweest dat men dacht dat het ging verdwijnen: toen de barbaren het Romeinse Rijk overspoelden, toen de Turken bij Wenen lagen, toen de Franse Revolutie uitbrak. Maar altijd vond deze religie weer vormen waarin zij kon voortbestaan. Ik denk dat dit ook in onze tijd weer zal gebeuren.”

Sommigen zagen in het ontstaan en de explosieve groei van de EO, net als in de regeringsdeelname van de ChristenUnie van 2007 tot 2010, juist tekenen van een christelijk revival…

„Daarvan is beslist geen sprake. Radicaalprotestantse organisaties, zoals EO en RPF/ChristenUnie, waren vanaf het begin vooral een hergroepering van mensen die al geloofden, aangevuld met een handjevol enthousiaste bekeerlingen. Vol vuur zetten die zich in voor een ommekeer in de als steeds seculierder ervaren samenleving.

Een echte zuil, zoals vroeger die van de antirevolutionaren of van de rooms-katholieken, hebben de radicale protestanten nooit kunnen en willen vormen. Hoewel je het ontstaan van EO, EH en RPF als een kuyperiaanse reflex kunt zien, is men toch nooit verder gekomen dan het starten van een beweging, wat sociologen wel een ”lichte”, want niet al te strak georganiseerde en flexibele, gemeenschap noemen.

Dat laatste past precies in de theorie van de Canadese filosoof Charles Taylor. Die stelt dat het tijdperk van de ”mobilisatie”, waarin mensen –ook christenen– hechte en uniforme gemeenschappen stichtten, voorbij is. We leven nu in de tijd van de ”authenticiteit”: mensen willen vooral uniek en authentiek zijn en binden zich nog slechts losjes aan bepaalde organisaties of bewegingen.

Hoe dit ook zij, ironisch genoeg was het uiteindelijk vooral de samenleving die een transformatie bewerkstelligde binnen de EO, de EH en de ChristenUnie, in plaats van andersom.”

Waaruit blijkt die transformatie?

„In de RPF heerste aanvankelijk nog de geest: wij moeten de samenleving weer christelijk maken. Dat ideaal en streven is verdwenen. De CU hamert nu vooral op tolerantie. Op zichzelf een logische reactie voor een groep die beseft in de maatschappij een kleine minderheid te zijn geworden, maar goed beschouwd wel een omslag.

De EO was aanvankelijk een enigszins amateuristische, tegendraadse omroep. Hij droeg nadrukkelijk het creationistische gedachtegoed uit en wees de homoseksuele leefwijze met kracht af. Hij kon zaken zo stellig brengen dat hij door de buitenwereld tot in de jaren tachtig als sektarisch werd gezien. Die opstelling en dat imago zijn stapsgewijs veranderd. Knevel beleed ten slotte zelfs schuld over zijn vroeger te fanatiek uitgedragen creationisme. En de visie van veel EO-voormannen op homoseksualiteit neigt nu naar voorzichtige acceptatie.

Doordat kijkcijfers een steeds belangrijker criterium werden, ging de omroep zijn programma’s op een steeds breder publiek richten. Zo is de EO, die begon als een rebelse ”evangelische VPRO”, uiteindelijk een meer publieksvriendelijke ”evangelische TROS” geworden.”

Mensen, ook christenen, kunnen tot nieuwe inzichten komen…

„Jaaah, dat kan. Het kan zijn dat je de Bijbel leest en denkt: „Als Jezus nu op aarde zou komen, zou Hij het opnieuw opnemen voor verdrukten, dus onder anderen voor homo’s. Dus moeten wij, zijn volgelingen, dat ook doen en ons niet meer zo veroordelend uitlaten over verhoudingen tussen een man en een man.” Dat kan allemaal. Maar ik zie daarachter toch primair de enorme druk van de tijdgeest, die aan alle kanten binnensijpelt, ook bij orthodoxe christenen. Als het seculiere denken zo massief en breed aanwezig is, ís dat blijkbaar haast niet te weerstaan. Om dan je eigenheid te bewaren…, daar heb je –zeg ik als, haha, katholiek,– eigenlijk een Vaticaan voor nodig.”

Zijn er ook punten waarover de radicale protestanten hetzelfde zijn blijven denken?

„Volgens mij is dat in hoge mate het geval bij het vraagstuk van abortus. Op dat terrein zie ik geen wezenlijke, inhoudelijke verschuiving: men wijst het doden van de ongeboren vrucht af, zoals men dat ook in de jaren zeventig en tachtig deed.

Boeiend is overigens dat zij op sommige terreinen de omslag in hun denken achteráf als veel radicaler bestempelen dan die in werkelijkheid was. Zo kijkt de EO, als het om homoseksualiteit gaat, op zijn eigen geschiedenis terug als: de tijd waarin we nog heel veroordelend en eenzijdig over dit thema spraken. Strikt genomen klopt dat niet! Ik heb voor mijn onderzoek diverse oude discussieprogramma’s opnieuw bekeken. Wat mij opviel: die waren eigenlijk evenwichtiger dan de huidige. Men wees, dat klopt, homoseksualiteit beslist af, maar men toonde héél veel begrip voor de worsteling van de homoseksuele medemens.

Gek is dat. Blijkbaar gaat de huidige EO alsnog mee in de karikatuur die zijn tegenstanders vroeger van hem schiepen.”

U schrijft in uw dissertatie dat de radicale protestanten altijd al modern geweest zijn. Maar in de jaren zestig waren zij toch vooral antimodern?

„In zekere zin wel, maar in zekere zin ook niet. De jaren zestig en zeventig waren het tijdperk van de polarisatie. Dat EO, EH en RPF zich toen antithetische opstelden, past dus precies bij de toenmalige tijdgeest. Toen het polariserende uit de tijdgeest weggleed, en toen bijvoorbeeld ook socialisten hun eigen ideeën gingen relativeren, lieten ook de radicale protestanten hun in graniet gebeitelde waarheden los en gingen zij twijfelen over enkele aloude stelligheden. Toen waren ze dus opnieuw modern.”

Uw proefschrift gaat niet over de SGP en niet over de reformatorische zuil. Zijn er parallellen?

„Wel degelijk. Enerzijds zijn er grote verschillen in geloofsbeleving tussen de radicale protestanten en de bevindelijk gereformeerden. Tegelijkertijd moet je niet vergeten dat de groep die ik onderzocht voor ruwweg 70 of 80 procent uit gereformeerden en hervormden bestaat. De EO héét evangelisch, en heeft ook die uitstraling, maar de meerderheid van zijn achterban en van zijn leiding was en is gereformeerd of heeft gereformeerde wortels.

Hoe dit ook zij, ook bij de SGP en haar achterban zie ik een verdwijnen van het polemische en antithetische, en een steeds grotere neiging in de samenleving present te zijn en mee te doen. Overigens ook met succes: politiek gezien is de SGP de laatste jaren uitermate effectief. Maar de partij verandert natuurlijk wel van karakter. Ontwikkelingen bij de radicale protestanten vinden ook in de SGP-achterban plaats, zij het sterk vertraagd.”


De heilige Jozef

Dat Remco van Mulligen (33), geboren in Voorschoten, ooit een kenner zou worden van de ”radicale protestanten” lag in zijn jeugd niet voor de hand. „Ik ben niet christelijk opgevoed, ging naar een openbare basisschool en naar een middelbare school in Leiden waar religie gold als iets voor domme mensen.”

Wel maakten op de basisschool de lessen godsdienst, gegeven door een domineesvrouw, indruk op hem. „En in mijn studententijd in Groningen realiseerde ik me steeds beter: hoe seculier mijn omgeving ook is, eigenlijk geloof ík wel degelijk in God.” Op de studentenvereniging Ichthus, waar Remco ook zijn echtgenote –van oorsprong Nederlands gereformeerd– leerde kennen, verdiepte zich zijn geloof. „Ik heb in diverse kerken rondgekeken en voelde me uiteindelijk het meest thuis bij het rooms-katholicisme, zeg maar: de orthodoxe variant daarvan. Geschriften van Bernard van Clairvaux, die vind ik prachtig. Van bisschop Eijk ontving ik destijds het vormsel.”

Tegenwoordig is Van Mulligen, woonachtig in Amersfoort, aangesloten bij de behoudende Gerardus Majellaparochie van de Broeders van Sint Jan, in Utrecht. Elke zondag bezoekt hij daar de mis. Ook gaat hij zeer regelmatig ter biecht. „Protestanten denken weleens: lekker makkelijk, je flapt je zonden eruit en je bent ze kwijt. Maar zo werkt het niet. Het is juist heel ingrijpend om wekelijks op deze wijze geconfronteerd te worden met het offer van Christus.”

In Groningen raakte Van Mulligen, die eerst actief was in de SP, betrokken bij het oprichten van een jongerenafdeling van de ChristenUnie. In 2012 stond de historicus voor die partij op nummer 26 van de kandidatenlijst voor de Tweede Kamer. Dat hij rooms-katholiek was, werd van beide kanten niet als een belemmering ervaren. „Er zijn katholieken die zeggen: laat de ChristenUnie eerst haar grondslag maar eens aanpassen, daarna treden wij eventueel toe. Maar zo heb ik er nooit in gestaan. Mijn houding was: ik ga me er gewoon mee bemoeien, en dan merk ik vanzelf wel of er iets van wederzijdse herkenning groeit. Vanuit die opstelling ben ik ook lid geweest van een CU-werkgroep die zich moest bezinnen op de relatie tussen de partij en geïnteresseerde rooms-katholieken.”

Tegenwoordig heeft Van Mulligen, vader van een tweejarig zoontje, zijn activiteiten voor de partij op een laag pitje gezet. „Ik ben, besef ik steeds meer, eigenlijk vooral historicus en observeer de politiek het liefst van een afstandje.”

Via zijn vriend Ewout Klei, met wie hij onlangs het boek “Van God los? Het einde van de christelijke politiek?” publiceerde, kwam hij acht jaar geleden in contact met zijn promotor, prof. George Harinck. „Mijn idee was een onderzoek te doen naar de geschiedenis van de RPF. Harinck raadde mij aan de cirkel breder te trekken.”

Wat ook gebeurde. Dinsdag verdedigt Van Mulligen zijn proefschrift, opgedragen aan ”de heilige Jozef”, aan de Amsterdamse VU. Rust gunt de promovendus zich daarna beslist niet. „Ik ben momenteel onder meer bezig een biografie te schrijven van prof. dr. Egbert Schuurman. Die moet volgend jaar af zijn. Leuk werk, hoor. Binnenkort ga ik weer een dagje bij hem op bezoek.”

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer