Commentaar: Eerst en vooral gehoorzaam aan Koning van de kerk
Prof. dr. Joep de Hart gaf deze week het volgende advies tijdens een toelichting op een rapport van het Sociaal Cultureel Planbureau (SCP) over het maatschappelijk middenveld: „Kerken moeten meer openstaan voor zoekers.”
De onderzoekers van het SCP constateerden dat de keuze voor een kerk niet meer vanzelfsprekend is. Minder dan vroeger blijven mensen lid van de kerk waarin ze zijn gedoopt en waar ze –eenmaal volwassen– belijdenis van het geloof hebben afgelegd. Ze gaan vaker op zoek naar een kerk die bij hen past of dolen jarenlang rond op de markt van religie en geloof. Kerken zouden meer oog moeten hebben voor die zoekers; voor de mensen die ‘buiten’ zijn.
Rapporten van sociologen of kleinschaliger analyses van deskundige waarnemers hebben zeker hun betekenis. Ze kunnen kerken helpen bij het uitzetten van lijnen voor de toekomst. De belangstelling van kerken voor de uitkomsten is daarom goed te begrijpen.
Toch is er ook een keerzijde. Dergelijke rapporten baseren zich op gegevens uit enquêtes en op analyses van cijfers. Dat zijn immers harde gegevens. Begrijpelijk dat wetenschappers daarin hun houvast zoeken.
Maar tegelijk is daarmee het manco aangegeven. De geestelijke dimensie van de kerk kan niet worden meegewogen. Dat is ook onmogelijk. Maar daar ligt wel de kern van de kracht van de kerk. De Bijbel zegt: „De Geest blaast waarheen Hij wil.” De kerkgeschiedenis heeft dat ook geleerd. Soms kwam er op het alleronverwachtst een opwekking. Dat is per definitie een trendbreuk die onderzoekers niet kunnen voorzien.
Het tweede gevaar van dergelijke onderzoeken is dat de aanbevelingen onbedoeld een min of meer dwingend karakter krijgen. Zo van: als de kerk dit niet doet, mist ze de boot. Het is zeker niet zo dat de onderzoekers dat zelf zo stellen. Ze kennen als wetenschapper hun grenzen. Maar in hun totaliteit krijgen dergelijke onderzoeken soms een dwingend karakter. De kerk moet…
De kerk moet vandaag de dag veel. Naast het advies van de SCP-onderzoekers moet de kerk actief zijn op tal van terreinen. Te denken valt aan sociaal werk in de wijk, aan diaconaal hulpbetoon aan zwakken in de samenleving, aan protest tegen maatschappelijk en politiek onrecht, aan activiteiten ten gunste van behoeftigen elders op de wereld.
Niemand kan ontkennen dat dit nuttig werk is. Evenmin kan worden betwist dat dit allemaal past binnen het Bijbels gebod van naastenliefde. Onbaatzuchtige zorg voor nooddruftigen is een Bijbels bevel.
Maar daarmee is niet het diepste ”moeten” genoemd. Eerst en vooral moet de kerk dienstbaar zijn aan de Koning van de kerk. Gehoorzaamheid aan Hem sluit al dat op zichzelf noodzakelijke werk niet uit, maar stelt wel andere prioriteiten.
De eerste vraag moet zijn: Hoe komt God aan Zijn eer en wat is dienstbaar voor de uitbreiding van Zijn Koninkrijk? Sluit dat ander dienstbetoon, zorg voor de naaste en oog voor de zwakken uit? Zeker niet. Maar de motivatie komt wel voort uit een andere bron. Niet het advies van rapporten is dan van belang, maar de weg die de Bijbel wijst.