Commentaar: Israël is een staat voor Joden
Israël is een staat voor Joden. Dat is de belangrijkste strekking van de omstreden nationaliteitswet die premier Benjamin Netanyahu dezer dagen door het parlement in Jeruzalem probeert te loodsen.
Daar is veel over te doen geweest. Want waarom zou een staat exclusiviteit opeisen voor één bepaalde bevolkingsgroep? En wat zegt deze wet over de status van de aanzienlijke minderheid van maar liefst 20 procent Israëlische Arabieren? Wordt hier voorgesorteerd op een toekomstige ontneming van politieke rechten, om de ultieme consequentie maar meteen neer te zetten?
Terechte vragen. Maar de antwoorden zijn ook weer niet zo moeilijk.
Dat Israël een staat voor Joden is, hoeft nauwelijks verbazing te wekken. Dat was al duidelijk in 1948, toen David Ben Gurion de Joodse staat Israël uitriep. Een volk, geteisterd door pogroms en de Holocaust, keerde eindelijk terug naar zijn vaderland. Naar het land dat al aan Abraham tot een eeuwige bezitting was beloofd.
Zo is het keurig in de Onafhankelijkheidsverklaring vastgelegd: Israël is een Joodse staat. Naderhand is dat ook in diverse aanvullende wetten bevestigd. Moet daar dan zo nodig een aparte wet aan worden gewijd?
Ja, vindt Netanyahu. En vastberaden sprak hij deze week ook de verwachting uit dat zijn nationaliteitswet er komt. Linksom of rechtsom. Zelfs als dat het klappen van zijn regeringscoalitie betekent. Want twee partijen binnen het Israëlische kabinet kunnen zich absoluut niet vinden in het huidige voorstel om Israël exclusief tot Joodse staat te verklaren.
Nogmaals: Israël is een staat voor Joden. Daar heeft het Joodse volk Bijbels en historisch gezien ook alle recht op. En dat mag ook best nog wel in een wet worden vastgelegd.
Maar het had Netanyahu gesierd als hij in zijn wetsvoorstel op zijn minst een alinea had gewijd aan de manier waarop Israël met minderheden in het Heilige Land omgaat. En dan gaat het niet alleen om Israëlische Arabieren. Maar ook om Messiasbelijdende Joden en christenen, om maar wat minderheden te noemen.
De vraag blijft intussen wat het uiteindelijke motief achter het wetsvoorstel van Netanyahu is. Is het nu werkelijk nodig in 2014 nog eens bij wet vast te leggen dat Israël een staat voor Joden is? Dat wisten we –op grond van betere argumenten– toch al wat langer dan vandaag?
Of hebben we hier te maken met een regering die enigszins wanhopig op zoek om is de identiteit van haar land in regelgeving te vangen? Opnieuw: daar zijn betere argumenten voor. Om er maar één te noemen: Genesis 12:7: „Zo verscheen de Heere aan Abram, en zei: Aan uw zaad zal ik dit land geven.” En nog sterker uitgedrukt, even verderop, in hoofdstuk 13: „Want al dit land, dat gij ziet, dat zal Ik u geven, en uw zaad tot in eeuwigheid.”
Alle vervangingstheologie ten spijt. Alle politieke en volkenrechtelijke discussies van de hedendaagse tijd ten spijt.
En nee, tegen deze woorden uit Genesis, gesproken tot de aartsvader van de Joden, kan zelfs een nationaliteitswet van premier Netanyahu niet op.