Met verlangen uitzien naar de wederkomst
’s-GRAVENZANDE - Ds. W. Kok springt op als zijn verlangen naar de wederkomst ter sprake komt. Hij pakt een cd met enkele door hemzelf gecomponeerde liederen over de grote dag des Heeren. Hij luistert, draait de muziek weg en zegt dan: „Wat zal het zijn om de Heere te aanschouwen als Hij wederkomt in al Zijn heerlijkheid. Maar wat verschrikkelijk als je door eigen zonde en schuld niet mee opgenomen kunt worden op de wolken des hemels, als je achter moet blijven.”
De christelijke gereformeerde predikant van ’s-Gravenzande herdacht zaterdag dat hij 25 jaar geleden bevestigd werd als predikant. Zijn grootvader, de bekende ds. R. Kok, verbond hem en zijn vrouw niet alleen in het huwelijk, maar bevestigde hem ook in het ambt, evenals zijn broer ds. R. Kok, die nu in Sliedrecht staat. Voor de bevestiging van ds. W. Kok stelde de kerkenraad van de gereformeerde gemeente van Capelle aan den IJssel op 2 februari 1977 haar kerkgebouw ter beschikking.
Ds. W. Kok komt uit Veenendaal. Zijn vader en „oom Cor” dreven een drogisterij. Met zijn oom ging hij vaak de boer op. Dat had het hart van de drogistenzoon. „Samen hebben we tienduizenden kippen injecties gegeven tegen de snot. Veearts worden, dat was mijn ideaal.” Hij werd echter zielendokter.
Vooral met oom Cor had Wim Kok een sterke geestelijke band. Maar predikant worden, net als zijn grootvader, dat zag hij helemaal niet zitten. „Wel zette de positief-christelijke opvoeding een stempel op mijn leven. Het is een voorrecht als je mag opgroeien in een bevindelijk klimaat.”
Ds. Kok is vernoemd naar opa Van Rennes. „Een heel geestelijke man. Voor zichzelf leefde hij, als het ging om de toe-eigening van het heil, vaak in het duister, maar er kwamen veel mensen bij hem op bezoek die hij heel ruim op het Evangelie kon wijzen. Bij zijn sterven zei opa Van Rennes: „Er is vrede in mijn hart.” Dat maakte diepe indruk op me.”
Gaandeweg brak de roeping tot het ambt door. „Eerst dacht ik dat predikant-zijn een beetje een familieziekte was. Nou, die ziekte zou ik me niet laten aanpraten. Opa was dominee, mijn oom Izaäk was dominee, en oom Geurt (G. H.) van Kooten was ook dominee. Een zus van me trouwde met Herre (H. H.) Klomp, die nu in Nunspeet staat. Bij mijn broer Rein uit Sliedrecht lag de roeping al vroeg vast. Ik kwam er later pas achter dat predikant-zijn geen ziekte is, maar een door de Heere geroepen worden. Het werd dus niet de veeartsenij.”
Omdat de studie klassieke talen in Utrecht minder tijd in beslag nam dan in Apeldoorn, ging hij niet naar de eigen Theologische School. Hij deed in Utrecht ook zijn propedeuse. Hij werd aangenomen als admissiaal student en richtte zijn schreden naar het Wilhelminapark. Student Kok kwam in een jaar met veel medestudenten terecht. Bij het afstuderen sprak de groep af dat men niet tegelijk, maar in twee groepen beroepbaar gesteld wilde worden.
Met dankbaarheid kijkt de jubilaris terug op zijn eerste gemeente: Rotterdam-Oost/Capelle aan den IJssel. „In die tijd kwam de gereformeerde gemeente in hersteld verband van ds. P. Overduin over. Er was een kerkenraad waarin mensen zaten die een hoge maatschappelijke positie hadden. Maar de diversiteit was er ook. Voorzitter was broeder Van Duijn, een eenvoudige warme bakker, maar tegelijk een man met een diep geestelijk leven. Fijn is het als je als beginnend predikant zo’n leerschool krijgt.”
Dat opa R. Kok een bekend predikant was, heeft voor mij nooit als een lastig etiket gewerkt. „Ik ben een gevoelsmens. Opa was een man met karakter, was altijd duidelijk aanwezig. Soms denk ik dat ik wat meer van hem moest hebben. Maar als ik aan mijn grootvader denk, zie ik vooral ook het aspect dat de Heere door de geslachten heen werkt.”
Na een kwarteeuw predikantschap ziet ds. W. Kok vooral ook dat hij dienaar van het goddelijke Woord mág zijn, ondanks zijn zonden en gebreken. „Ik zeg dit niet omdat mijn verstand weet dat een gereformeerd mens zoiets moet zeggen. Je leert steeds meer onderschrijven wat Paulus in 1 Korinthe 3 zegt, dat je dienaar mag zijn door de genade van God die je gegeven is en dat het God is die de wasdom geeft. Mijn intredetekst was 1 Korinthe 3:10 en 11. Ik heb er gisteren weer over gepreekt. Naar mijn besef dieper en doorleefder dan toen. Ik ben er steeds meer achter gekomen dat, hoe mooi en hoe ernstig wij ook proberen te preken, we het toch allemaal van de Heilige Geest moeten en mogen verwachten. Dominees moeten leren dat de Heere ondanks hen doorgaat met Zijn werk.”
Baarn was de tweede gemeente die ds. Kok diende. In ’s-Gravenzande staat hij sinds 1989. Hij maakte een moeilijke periode door omdat hij leed aan een chronische voorhoofdsholteontsteking. Na twee operaties raakte hij de klachten kwijt.
Nadien openbaarde zich zijn componeertalent. „In 1990 bestond onze plaatselijke Maranathakerk 75 jaar. Zomaar kwam de gedachte op dat ik wel eens een lied kon schrijven. Het werd: ”De Heere komt spoedig terug”. „Ik wil graag een bevindelijke toon in het lied.” Een tekst die hij zag op een ansichtkaart, bij een gemeentelid, over de lijn van het gebed, sloeg zo in dat hij bij thuiskomst de tekst op muziek zette. „Het werd een lied uit het pastoraat geboren.”
Ds. Kok zegt zich veel dingen aan te trekken. „Maar ik kan bepaalde dingen aan de Heere in het gebed voorleggen. Tegenwoordig kan ik ook dingen van me afschrijven. Ik merk bovendien dat andere mensen er ook wat aan hebben. Niet alleen de prediking, maar ook dat werk mag kennelijk gezegend worden. En ik heb er ook door geleerd dat de Heere dwars door onze zwakheden heen werkt.”
Enerzijds is ds. Kok bezorgd over de secularisatie en het ontstellende gebrek aan verstandelijke kennis van geestelijke zaken. Hij citeert uit het hoofd enkele ooit op catechisatie geleerde definities over het genadeverbond. „Tegenwoordig ben je al blij als catechisanten de link met Abraham en het verbond snappen.” Anderzijds ziet hij ook jongeren en ouderen die intens meeleven, die op een bijbelstudiegroep zitten. „Daar behandelen we bij voorbeeld de Efeze-brief aan de hand van het boek van de hervormde ds. C. den Boer. Best pittig.”
Belijnd bijbels-gereformeerd denken wordt schaars, waardoor men snel oppervlakkig gedachtegoed toelaat, denkt ds. Kok. „Dat uit zich vaak in diverse opwekkingsliederen. Ik besef dat niet in elk lied de hele dogmatiek verwoord kan worden. Maar met veel hedendaagse liederen heb ik niets. Ik vind het vaak muziek-kaal en evangelie-kaal.”
Ds. Kok signaleert ook het gevaar dat men denkt dat verbondskinderen direct ware gelovigen zijn. „Het kan echt niet zonder een krachtig pleidooi op het verbond en de doorwerking van de Heilige Geest. En we kunnen nooit de Heere de schuld geven als we verloren gaan.”