Afgelopen week werd duidelijk dat het marineschip, dat begin november naar West-Afrika vertrok met hulpgoederen voor drie door ebola getroffen landen, nog een keer naar het gebied gaat met nieuwe spullen. Tussen de eerste en de tweede missie zal weinig tijd zitten, denkt Van den Berg. „We varen dinsdag terug naar Europa. Afhankelijk van de snelheid van het beladen, zullen de bemanningsleden misschien even twee dagen naar huis kunnen, maar met kerst zijn wij weer in Afrika terug.”

De Karel Doorman meerde in de afgelopen weken aan in Sierra Leone, Guinee en ten slotte Liberia en bracht onder meer vrachtwagens, ambulances, miljoenen handschoenen, mobiele laboratoria, beschermende kleding en veldhospitalen. Het ging om goederen uit negen EU-landen, waaronder Nederland. De getroffen landen keken reikhalzend naar de hulp uit. „Wij hebben gezien hoe de mensen hier zitten te wachten op de goederen en hoe de spullen zijn ontvangen”, aldus Van den Berg. „Ik heb een heel goed gevoel over de missie.”

De bemanning was zich volgens hem goed bewust van de risico’s en hanteerde een ‘no contact policy’, waarbij er afstand moest worden gehouden tot de lokale bevolking. „Dat was niet overal makkelijk. In Guinee bieden mensen je bijvoorbeeld spontaan een hand aan.”

In Liberia, waar maandag nog president Ellen Johnson Sirleaf een bezoek aan de Karel Doorman bracht, lijkt het de goede kant op te gaan met de bestrijding van ebola. Per week komen daar nog enkele tot maximaal twintig nieuwe ziektegevallen bij, vertelt Hans Docter, de Nederlandse ambassadeur in Ghana. Hij is tevens de ebola-gezant in het gebied en was maandag ook bij de ontvangst van Sirleaf. „Zorgwekkend is wel dat mensen misschien wat onvoorzichtig aan het worden zijn.”

Maar in Sierra Leone gaat het nog steeds om honderden nieuwe ziektegevallen per week en in Guinee lijken heel veel zieken nog uit het zicht van hulpverleners te zijn. „Behalve goederen en hulpverleners heb je daar ook veel voorlichters nodig”, aldus Docter.