Kunt u zonder meer zonder meer?
Kunt u zonder meer zonder meer? Het is verleidelijk om op die vraag het sociaal wenselijke antwoord te geven natúúrlijk hoef ik niet meer. Maar daarin zit onze levensgrote valkuil.
We zijn verslaafd aan meer, waardoor minderen niet gemakkelijk is. Het levensgrote bewijs is dat we blijven smachten naar meer economische groei. En ook al draagt het kopen van ‘meer’ niet zozeer bij aan de vervulling van eerste levensbehoeften, het vervult wel een sociale functie. En daarnaast hebben we groei nodig gezien de manier waarop we onze samenleving hebben ingericht.
Nu vraagt u zich wellicht af: moet dat dan, minder? Van mij niet per se. Ware het niet dat het verlangen naar meer, en dan heb ik het vooral over meer economische groei, op dit moment in het Westen niet echt wordt vervuld. En daarnaast heeft dat verlangen naar meer nogal wat onbedoelde neveneffecten, zoals uitputting van natuurlijke hulpbronnen, gebrek aan een langetermijnagenda, milieuvervuiling en klimaatverandering. Zolang een dode boom bijvoorbeeld meer waard is dan een levende hebben we ook nog wel te maken met een verkeerde definitie van wat ‘meer’ is.
In tijden van krimp worden samenlevingen er over het algemeen niet stabieler op. Om dit te zien hoeven we niet ver van huis te gaan, en ook niet zo ver terug in het verleden. De laatste kabinetten in Nederland hadden het bijvoorbeeld zonder uitzondering lastig en stapten voortijdig op. Onze overheidsfinanciën zijn zo ingericht dat groei zorgt voor hogere inkomsten. Simpelweg omdat de grootste inkomstenpost, de inkomstenbelasting, afhangt van de loonontwikkeling en het aantal mensen dat werkt. Hoe meer groei, hoe hoger de inkomsten en hoe lager de uitgaven aan bijvoorbeeld uitkeringen. De inkomsten hangen echter veel meer af van bijvoorbeeld demografie. Hierdoor hebben de overheidsuitgaven de neiging te stijgen. Als je dan als overheid geen keuze wilt maken, is stijging van de inkomsten wel prettig.
Daarbij doet groei ook iets met het electoraat. Het zorgt er in de meeste tijden voor dat het overgrote deel van de kiezers erop vooruitgaat. Dat zorgt er weer voor dat ze eerder tevreden zijn over het zittende kabinet en het levert stabieler kiezersgedrag op.
Een tweede reden voor almaar meer is een psychologische. Uit veel onderzoek blijkt dat een stijging van het relatieve inkomen van een persoon ten opzichte van de mensen om hem heen wel leidt tot een hoger subjectief welbevinden, maar een toename van het gemiddelde inkomen in een land niet. Vanaf een bepaald inkomensniveau worden andere zaken (zoals sociale contacten en gezondheidszorg) aanmerkelijk belangrijker. Dit inkomensniveau is in het Westen inmiddels al meer dan voorbijgestreefd. Toch wil dat niet zeggen dat het streven naar nog meer materiële overvloed, nog meer spullen en diensten kopen, daarmee stopt.
Hoe kan dit? De oplossing van deze puzzel is het idee dat we spullen een psychologische of sociologische betekenis geven. Consumentengoederen verschaffen ons een ‘materiële’ taal waarmee we constant met elkaar communiceren. Niet alleen over die spullen, maar over wat écht belangrijk is voor ons: familie, vriendschap, sociale status en de zin van het leven. Welvaart, vooruitgang, hangt in die zin dus naast de materiële betekenis van consumptiegoederen vooral van hun sociale functie af.
Daarmee blijkt ‘spullentaal’ een mondiaal verschijnsel, ongeacht het welvaartsniveau. Ook voor mensen in armere landen staan spullen symbool voor welvaart en vooruitgang, niet zozeer gezondheidszorg of leren lezen.
Spullentaal is zo de verbindende kracht tussen vooruitgang en consumentisme: de sociale en psychologische functie van spullen zorgt ervoor dat inkomensstijging belangrijk blijft, ver voorbij het niveau dat strikt gezien nodig is. Materiële overvloed is daardoor een voorwaarde voor ‘bloei’.
We kunnen dus niet zonder meer zonder meer. We zullen keuzes moeten maken in de financiering van onze overheid, wennen aan het feit dat politici niet altijd materieel gewin hoeven te leveren en minder communiceren door te consumeren. Het grote voordeel is dat de menselijke geest flexibel is. Na een aantal jaren van crisis wordt zelfs het kleinste beetje groei uitvergroot als ware de verlossing gekomen. Nu nog een stap verder zien te komen…
De auteur is hoofd internationaal onderzoek bij Rabobank Nederland.