Commentaar: Geen orthodoxe couppoging in de PKN
Tijdens de synodevergadering van de Protestantse Kerk in Nederland in Lunteren is donderdag stevig gediscussieerd over het rapport ”Brandpunten in de verkondiging”. De discussie spitste zich toe op de vraag of dit rapport, waarin klassiek-orthodoxe snaren tot klinken gebracht worden, wel herkenbaar is voor de breedte van de kerk. Eén afgevaardigde zag in het rapport zelfs een orthodoxe couppoging. De kritiek was dermate stevig dat de scriba van de Protestantse Kerk, dr. A. J. Plaisier, toezegde de notitie grondig te zullen herschrijven alvorens het rapport richting de gemeenten gaat.
Hoe het ook zij: door nogal wat ‘kerkwatchers’ werd de vraag gesteld wat het synodebestuur van een brede volkskerk als de Protestantse Kerk in Nederland beweegt om twee hoogleraren –allebei van orthodoxe snit– een rapport te laat schrijven over de verkondiging. Is dat inderdaad een directe of indirecte orthodoxe couppoging?
Nee, dat is het niet. In dezelfde week als waarin de generale synode van de Protestantse Kerk vergaderde, presenteerde de bekende emeritus hoogleraar dr. H. M. Kuitert zijn nieuwste boek onder de veelzeggende titel ”Kerk als constructiefout”. Ook Kuitert is echter gewoon lid van de Protestantse Kerk en ondanks zijn denkbeelden nimmer door die kerk op de vingers getikt met tuchtmaatregelen.
Tegelijk maakt dat de bespreking van dit rapport niet minder opvallend. Mensen die stellen dat het een teken is dat de Protestantse Kerk zich meer in een orthodoxe richting lijkt te ontwikkelen als het gaat om het spreken van de kerk, hebben niet helemaal ongelijk. Ook waar is echter dat er in het zwijgen van de kerk over de dwaalleer van een dr. Kuitert of een ds. Hendrikse, tegen wie niet kerkrechtelijk stelling is genomen, weinig veranderd is de afgelopen tijd.
Het is dan ook zeker niet de tijd om in orthodoxe kring de vlag uit te steken over de ontwikkelingen die waarneembaar zijn op het kerkelijk erf.
In de eerste plaats hebben de ontwikkelingen binnen de Protestantse Kerk ook te maken met de secularisatie en de kerkverlating die als een tsunami over kerkelijk Nederland spoelen. Je hoeft geen statisticus te zijn om te begrijpen dat wanneer kerkleden die minder orthodoxe opvattingen hebben de kerk verlaten, de groep die achterblijft verhoudingsgewijs orthodoxer wordt.
De andere reden waarom er zeker geen reden is voor een gevoel van triomf bij het orthodox-christelijke smaldeel in ons land is dat we ons grondig vergist hebben als het gaat over die kerkverlating. We dachten nogal eens dat een Bijbelgetrouwe prediking gemeenten zou bewaren voor afval en neergang. Dat is echter nog maar zeer de vraag. Ook in nogal wat gemeenten binnen de gereformeerde gezindte is de neergang ingezet, zo moeten we constateren.
Neergang en afval mogen de kerken echter zeker niet verlammen of beschaamd doen zwijgen. Of, om het met het rapport ”Brandpunten in de verkondiging” te zeggen: „Dat God werkelijk spreekt en Zich bemoeit, moet in onze tijd opnieuw gezegd worden.”
Het is een van de zinnen die bij de bewerking van het rapport hopelijk niet geschrapt worden.