Kerkontwerp toont kerkvisie
Dat kerken aanwezig moeten zijn in de samenleving betekent ook iets voor hun architectuur, stelt Hans Teerds.
Het bouwen van een kerk mag vandaag de dag gerust een onverwachte opgave worden genoemd. Tot enkele jaren geleden leek, door de verwachting van voortgaande secularisatie, eerder de vraag relevant wat er gedaan moest worden met al de leegkomende kerken.
En wie de jaarboeken architectuur van de afgelopen vier jaar doorbladert, komt inderdaad geen kerken tegen (met uitzondering van de herbestemmingen van de Leegkerk in Groningen en de kerk behorend bij het klooster in Apeldoorn).
Laten we eerlijk zijn: wie het RD niet leest, heeft er geen idee van dat er momenteel een golf nieuwe kerken gebouwd wordt. De nieuwbouw is grotendeels de nasleep van het ontstaan van de Protestantse Kerk in Nederland, en daarmee de oprichting van de Hersteld Hervormde Kerk, en deels een gevolg van de groei van gemeenten in de Biblebelt. De jaarboeken tonen aan dat deze kerkgebouwen niet voorkomen in het blikveld van de gemiddelde Nederlandse architect.
De jaarboeken laten nog iets zien: dat we een onderscheid maken tussen het ”reguliere bouwen” en dat wat daar bovenuit steekt. Dat laatste trekt de aandacht, daar wordt op gestudeerd door architectuurstudenten, er wordt over gepubliceerd in tijdschriften en over tentoongesteld in galerijen en musea.
Ik wil er echter voor pleiten om dit onderscheid achterwege te laten. Alles is architectuur, in die zin dat bij elke bouwopgave niet puur praktische overwegingen meespelen, ook niet slechts esthetische, maar zeker ook ethische. Elke bouw, zelfs al is het een blokhut in de tuin, heeft een zekere publieke relevantie, of zo u wilt: politieke betekenis. Dat vraagt reflectie van de betrokkenen om het gebouw in een breder perspectief te bezien.
Barneveld
Dat geldt zeker voor kerkbouw. Ik zeg dit naar aanleiding van het uitstekende onderzoek dat het ”Biblebelt Netwerk” naar de recente kerkgebouwen in Barneveld, van de hersteld hervormde gemeente, de gereformeerde gemeente en de gereformeerde gemeente in Nederland.
Barneveld kennen we in de reguliere architectuur van heel andere gebouwen: het treinstation en het transferium. Wanneer we daar de kerkgebouwen naast leggen, is meteen duidelijk dat hier sprake is van een wereld van verschil. Staal tegenover baksteen, openheid tegenover vrij gesloten ruimten, een moderne uitstraling tegenover een klassieke. Daar kun je allerlei gedachten bij hebben, maar dat doet hier minder ter zake.
Cruciaal is de verhouding van de gebouwen tot het publieke domein. Daar kunnen we twee niveaus in onderscheiden. Allereerst is er de kerkgemeenschap, voor wie het gebouw is gebouwd. Het gebouw moet in praktische zin bruikbaar zijn, voldoen aan de wensen van de kerkgemeenschap. Voor zover ik weet voldoen deze kerken daar aan.
Het is echter van belang om op dit niveau niet alleen te kijken naar de gebruikseisen. In alle drie de genoemde kerken staat soberheid centraal. De vraag is of soberheid goed begrepen is. Het komt op uit de protestantse gedachte dat het kerkgebouw niet al te ‘zwaar’ genomen moet worden, zoals dat bijvoorbeeld in de rooms-katholieke traditie wel het geval is. Waar twee of drie in Mijn Naam vergaderd zijn, daar is er al een kerk. Gelukkig is het Woord niet gebonden aan het kerkgebouw. We kunnen ook in een schuur kerken, of in de aula van een schoolgebouw. Dat God niet gebonden is aan plaats (of tijd) is een inspirerende en bevrijdende gedachte.
Maar dat neemt niet weg dat de ruimte waarin we samenkomen ondertussen wel degelijk belangrijk is. De Bijbel beschrijft de bouw van de tabernakel en de tempel(s) heel specifiek. Dat geeft aan dat kerkgemeenschappen er best talenten in mogen investeren, om daadwerkelijk een ruimte te maken die indruk maakt en de zintuigen beroert. Niet in de zin van overdadige rijkdom, maar wel van een zekere sacraliteit, waarmee op een on-middellijke manier, via alle zintuigen, een gevoel van het heilige wordt overgebracht.
Niet publiek
Daarmee kom ik tot het tweede niveau. Het gemiddelde kerkgebouw wordt tegenwoordig nogal particulier ingevuld, vanuit de wensen van de eigen kerkgemeenschap. Alsof het verder geen betekenis lijkt te hebben voor de verdere gemeenschap. Anders dan een bibliotheek, gemeentehuis of theater, wordt de kerk niet als publieke plaats gezien.
Uit de vorm van de kerken in Barneveld kunnen we wel concluderen dat de kerkgemeenschappen aanwezig wilden zijn als kerk in het publieke domein, zichtbaar voor de bevolking (maar dan wel –om praktische redenen– buiten het dorp).
Ik ben daar heel kritisch over. Achter elke verschijning gaat een boodschap schuil. Hoe we in de wereld verschijnen zegt iets over wie we zijn. Dat geldt voor een gebouw niet minder dan voor een mens. Elk gebouw verbeeldt en representeert iets van de achterliggende ideeën. Wat zouden nu deze kerkgebouwen communiceren – aan de rand van het dorp, of op een industrieterrein, met een neotraditionalistische vorm, in een zee van parkeerplaatsen?
Laat me duidelijk zijn: voor elk van de beslissingen rond de bouw kan er een heldere praktische reden zijn. Maar als criticus neem ik daar geen genoegen mee. Zeker niet als het een kerkgemeenschap betreft. Met het nadenken over de ruimte waarin de kerk samenkomt, wordt óók de theologie bevraagd. Hoe komen de mensen bij elkaar, hoe is de interactie, waar is het in de stad of in het dorp? Theologisch gezien is de kerk geroepen aanwezig te zijn in de wereld. Dat vraagt om meer dan de kerktoren als heenwijzing naar boven.
Goede architectuur ontstaat niet zonder dat er ook een goede opdrachtgever aan te pas komt. Dat geldt zeker ook in het geval van het bouwen van een kerk. De architect heeft eigenlijk een educatieve taak richting de bouwcommissie. De architectuur van het kerkgebouw bevraagt de gemeenschap altijd op de relatie tussen het sacrale (heilige) en de wereld.
De auteur is architect en onderzoeker aan de Technische Universiteit Delft. Dit artikel is een samenvatting van de lezing die hij gisteren in Utrecht hield op een bijeenkomst over kerkarchitectuur van het Biblebelt Netwerk.