Hbo-theoloog moet beroepstrots hervinden
De hbo-theoloog moet een beroepsgelovige met aanpassingsvermogen zijn, stelt dr. René Erwich.
In de voorbije periode is binnen het lectoraat ”Geestelijk leiderschap” vooral nagedacht over de persoon van de hbo-theoloog, zijn ‘binnenkant’ en spiritualiteit. Hij is vooral beschreven als een ”interpreterende gids”. De komende tijd komt de focus breder te liggen, op veranderende geloofspraktijken en de dynamische verhouding tussen de beroepsidentiteit van de hbo-theoloog en zijn culturele context. Mijn stelling is dat hbo-theologen zich zullen moeten ontwikkelen tot zelfbewuste en adaptieve beroepsgelovigen. Ik vat dat samen in het ene woord ”beroepstrots”.
Jeugdwerkers, godsdienstdocenten, geestelijk verzorgers en voorgangers blijken elk op hun eigen manier grote veranderingen waar te nemen die de uitoefening van hun beroep beïnvloeden. Dat betekent voor henzelf dat ze in een ”zoekbeweging” terechtkomen. In hun functioneren zien we onderhandelingen over wat tot het eigene van het werk behoort en wat er niet toe behoort. De verschuivingen in de cultuur trekken sporen in de persoonlijke spiritualiteit van de werker en noodzaakt tot reflectie op de eigen geloofsweg en wijze van werken.
Vermenigvuldiger
Wat zijn dan concreet van die veranderingen? Ik geef twee voorbeelden waar experts op wijzen. Er is weinig kennis meer van het christendom. Voor de godsdienstleraar is daarom in de eerste plaats betoogd dat de grootste uitdaging is komen te liggen in de vraag naar het object van het vak. Het zal meer moeten gaan over zingeving en spiritualiteit, en ”het heilige” zal bepalender moeten worden.
In de kerk is toenemend sprake van consumentisme en is er steeds minder duurzame toewijding. De voorganger moet zich volgens sommige theologische experts daarom, ten tweede, uit zijn verzorgingsparadigma losbreken en een ”vermenigvuldiger” worden. Zijn primaire roeping ligt niet bij het (crisis)pastoraat, maar bij de toerusting van heiligen tot dienst van allen.
Zo is er voor elk van de domeinen waarvoor we hbo-theologen opleiden een fundamentele beweging aan te wijzen. Dat wijst op de noodzaak van een sterkere focus op de beroepsidentiteit van de hbo-theoloog. Er lijkt nu sprake van een soort beroepsonzekerheid. Wie is de theoloog als ”interpreterende gids”? Hoe verhoudt hij zich als gids tot dit landschap, waarin heel veel verschuift en beweegt? Raakt hij ook niet snel zelf de weg kwijt?
Eigenheid
De veelheid van verwachtingen ten aanzien van het beroep maakt mij licht onrustig. Een bijbehorende wendbaarheid ofwel aanpassend vermogen lijkt mij te ontbreken. Maar mijn hypothese is dat ook te midden van alle verschuivingen een besef van de eigenheid mist. Daarom is mijn stelling, nogmaals, dat hbo-theologen zich meer moeten ontwikkelen tot zelfbewuste en adaptieve beroepsgelovigen.
We moeten systematischer op zoek naar factoren en aspecten die als ”beroepstrotsversterker” voor de hbo-theoloog effectief zijn. En tegelijk vraagt de variatie aan werkdomeinen om een genuanceerd beeld van wat ik de macro-, meso- en microwerkomgeving zou willen noemen. Op macroniveau zullen veel culturele ontwikkelingen ongetwijfeld veel meer gelijk zijn dan op microniveau.
Hoe kunnen hbo-theologen in de verschillende praktijken aan het werk vanuit een zelfbewuste grondhouding met oog voor hun eigenheid? Helpt het hen in opleiding en begeleiding om zich specifieker en bewuster te oriënteren op de verhouding tussen persoonlijke identiteit, een vernieuwend beroepsprofiel en de aard van de kerk, school, of instelling waar zij werkzaam zullen zijn dan nu het geval is? Ik vermoed dat dit zal leiden tot meer inzicht in de complexe dynamiek tussen beroep en context en tot meer aanpassingsvermogen.
Kikker
Een interpreterende gids kent zijn eigen kwaliteit en heeft gezonde beroepstrots, zelfs wanneer hem of haar niet direct gezag verleend wordt. Er is een eigen vrijmoedigheid die getoond wordt, de hbo-theoloog heeft de moed om zich niet alleen af te vragen „wat het enige en nodige is in deze situatie”, maar durft het ook te verwoorden en in te brengen. Hij ziet de cultuur als ”de kleding die hij draagt” en neemt het waar dat hij ook zelf kind van deze tijd is.
Hij durft grensganger te zijn, grensoverschrijdend te geloven. Hij beweegt zich flexibel in het eigen werkdomein en durft stappen te zetten op terreinen waar hij niet eerder kwam. Hij weet zijn (theologische) taal te benutten om bruggen te slaan tussen oude geloofsconcepten en nieuwe vragen die niet eerder zo gesteld werden.
De hbo-theoloog is een beroepsgelovige. Hij is existentieel (vanuit zijn eigen persoonlijke geloof en spiritualiteit) betrokken op zijn beroep en weet tegelijkertijd de spanning en de gezonde distantie tussen zijn beroepsrol en wie hij persoonlijk is intact te houden.
Hij voelt zich bepaald geen kikker in de stadstuin die mistroostig in zijn eigen kleine begrensde modderpoel om zich heen kijkt, omdat hij niet gelooft dat er een wijde wereld is. Eerder een vis in het water, in zijn element. Trots op zijn beroep, zich bewust van de aanpassingen die regelmatig nodig zijn aan professionaliteit-in-dialoog.
De auteur is lector aan de Academie Theologie van de Christelijke Hogeschool Ede (CHE). Dit artikel is een samenvatting van de lectorale rede die hij donderdag hield bij de start van zijn lectoraat ”Geloven in Context”.