Mediation kan zeker rol spelen
Mediation verdient inderdaad extra aandacht. Maar vergeet ook de voorfase van een conflict niet, reageert mr. J. G. Macdaniel.
Met zijn pleidooi voor mediation in het christelijk onderwijs (RD 5-11) (b)lijkt de heer Post in de keuken van de VGS gekeken te hebben, want dat onderwerp heeft op dit moment nadrukkelijk onze aandacht.
Het is niet zomaar dat de Vereniging voor Gereformeerd Schoolonderwijs (VGS) zich bezint op mediation in het reformatorisch onderwijs. Directe aanleiding is de invoering van de Wet werk en zekerheid (WWZ). Als gevolg daarvan is besloten om het fenomeen kringenrechtspraak binnen het reformatorisch onderwijs nog eens tegen het licht te houden.
De VGS blijft het als haar taak zien om voor het reformatorisch onderwijs een adequate richtinggebonden beroeps- en geschillenstructuur in stand te houden. Daarvoor zijn argumenten van historische, praktische en theologische aard te noemen. Historisch, gelet op de bijzondere positie binnen het kader van de vrijheid van onderwijs. Praktisch, vanwege de onderling gedeelde principes en mores en de gezamenlijke kennis van gevoeligheden. Theologisch, vanwege de aanwijzing van Paulus in de Korinthebrief waar hij schrijft dat broeders elkaar niet voor de wereldlijke rechter dienen te dagen. Met name dit laatste punt doet dan natuurlijk ook aan mediation denken.
Breed palet
Nu is dankzij een amendement van de SGP en de CU bij de totstandkoming van de WWZ een zekere vorm van kringenrechtspraak weliswaar mogelijk gebleven, maar worden de wettelijke taken van de commissies van beroep wel behoorlijk ingeperkt.
Bij de invulling van de nieuwe structuur wordt onder andere aan arbitrage gedacht. Een methode van geschilbeslechting buiten de rechter om, waarbij de uitspraak wel voor beide partijen bindend is. Ook wordt gedacht aan de instelling van een zogenaamde Commissie van Goede Diensten die bijvoorbeeld in gevallen van vrij diepgaande conflicten op lokaal niveau zou kunnen worden ingezet.
Een derde vorm van kringenrechtspraak zou mediation kunnen zijn. Hierbij bemiddelt een derde tussen de twee partijen zonder een bindende uitspraak te geven. Post wijst er in zijn opinieartikel op dat er op die manier niet alleen een uitspraak wordt gedaan, maar dat ook wordt gewerkt aan het oplossen van het onderliggende conflict.
Als de bereidheid om daaraan te werken bij beide partijen aanwezig is, kan dat mijns inziens zeker een goede werkwijze zijn, hoewel natuurlijk ook weer niet iedere casus zich voor deze aanpak zal lenen. Ik denk dan bijvoorbeeld aan een hoog oplopend arbeidsconflict, waarin de verhoudingen zeer ernstig verstoord zijn.
De VGS zoekt dan ook naar het aanbieden van een breed palet van vormen van geschilbeslechting. Welke vorm in de praktijk wordt gekozen, zal afhankelijk zijn van de concrete casus die op dat moment speelt.
Voorwaarden
Uit een bijeenkomst met een vertegenwoordiging met de achterban en deskundigen is de VGS gebleken dat er een aantal voorwaarden geldt voor de continuering van kringenrechtspraak. Naast identiteit zijn dat deskundigheid en onafhankelijkheid. Vooral dat laatste is van belang. In de relatief kleine VGS-achterban mag ”ons-kent-ons” geen ongewenste vormen aannemen bij de beslechting van geschillen. Dat geldt natuurlijk ook voor mediation. Voor het slagen daarvan is het absoluut noodzakelijk dat de mediator onafhankelijk tussen partijen kan opereren.
Nu is het nog wel een punt dat de klachtencommissie, waar Post in zijn bijdrage op doelt, weliswaar een vorm is van kringenrechtspraak, maar dat ze een ander werkterrein heeft dan bijvoorbeeld de commissie van beroep. De klachtenregeling heeft vaak betrekking op de relaties tussen school en ouders, de commissie van beroep oordeelt daarentegen in arbeidsrechtelijke geschillen tussen een schoolbestuur als werkgever en een onderwijsgevende als werknemer.
Ik ben van mening dat mediation het zowel met betrekking tot de commissie van beroep als met het oog op de klachtenregeling waard is om nader onderzocht te worden. Daarin wil ik dan dus ook verder gaan dan Post. Als hij meditation omschrijft als een „mogelijkheid voor beide partijen om elkaar langzamerhand weer te ontmoeten, zonder in een gevechtshouding te blijven staan”, dan is het een werkwijze die toegevoegde waarde kan hebben bij de update van de bestaande vormen van geschilbeslechting.
Voorfase
Wel moeten we ons realiseren dat een klachtencommissie een zaak pas behandelt nadat eerst is geprobeerd het geschil binnen de school op te lossen. Dat kan ook met hulp van een vertrouwenspersoon. Pas daarna is de klachtencommissie aan zet. Als het goed is, is er dan dus al het nodige geprobeerd om een kwestie intern en in der minne op te lossen.
In de verdere uitwerking zal mijns inziens ook (nog meer) aandacht besteed moeten worden aan dat voortraject. De communicatie tussen bijvoorbeeld de ouders en de leerkracht en de rol van de directeur en ook van de vertrouwenspersoon daarin.
Ik wil er daarom dus minstens zo sterk voor pleiten om ook stevig in die voorfase te investeren. Laten we ons echter wel realiseren dat met ‘praten’ echt niet alles is op te lossen. De gevolgen van Genesis 3 werken immers overal in door. Maar in een christelijke vorm van kringenrechtspraak waarin ootmoed, vergevingsgezindheid, serieus luisteren, het gebed en de bereidheid om zelf ook schade te lijden alle een plaats hebben, kan mediation zeker een rol spelen.
De auteur is adjunct-directeur bij VGS.