Notitie PKN over verkondiging ‘stevig’ herschreven
LUNTEREN. De generale synode van de Protestantse Kerk in Nederland (PKN) aanvaardde donderdag in Lunteren de notitie ‘Brandpunten in de verkondiging’ als een aanzet tot gesprek in de kerken. De synodeleden waren echter verdeeld over de ‘klassieke’ inhoud van het document, opgesteld door de Amsterdamse hoogleraren prof. dr. G. van den Brink en prof. dr. C. van der Kooi. Het zal ‘stevig’ worden herschreven.
De Protestantse Kerk vindt bezinning op de vraag waar de kerk voor staat van ‘fundamenteel belang’. Daarom had het synodebestuur (moderamen) prof. Van der Kooi en prof. Van den Brink, schrijvers van de recent verschenen Christelijke dogmatiek, gevraagd een notitie over de verkondiging op te stellen. In het 22 pagina’s tellend rapport ”Brandpunten in de verkondiging” formuleren zij vier brandpunten of centrale thema’s die van belang zijn voor het spreken van de kerk in de huidige samenleving: schepping en eerbied, kwaad en hoop, openbaring en geloof en gemeenschap en transformatie.
De nota is bedoeld als een handreiking, benadrukte prof. Van der Kooi donderdag nog eens. ‘Niet meer en niet minder. Ze vervangt niet het belijden en zéker niet de Bijbel; ze is ook geen bekopte dogmatiek. De nota kan het gesprek in de gemeente richting geven’’, aldus de hoogleraar dogmatiek van de Vrije Universiteit in Amsterdam.
Brillenglazen
Verschillende synodeleden spraken hun waardering uit voor de notitie. Maar er was ook kritiek. Ds. P. M. W. van der Schans (IJsselstein) is bang dat de ‘brandpunten’ in de notitie ‘de brillenglazen worden waarmee je de Schrift moet gaan lezen’. Hij gaf aan moeite te hebben met de ‘ferme en ‘strijdvaardige’ toon van het stuk.
Verschillende synodeleden noemden de notitie ‘te eenzijdig’. Ze vinden dat de breedte van de kerk zich erin moet kunnen herkennen. De lutherse predikant ds. W. T. V. Verhoeven (Den Haag): ‘In mijn deel van de kerken zal dit rapport nooit zo geschreven zijn.’
Ook ouderling G. J. Zuurmond (Vlaardingen) is ‘niet zo blij’ met de nota. Volgens hem is er te weinig aandacht voor de ‘veelkleurigheid in de kerk’. Diaken A. D. Drost (Werkendam) vindt juist dat de notitie verwoordt ‘wat ik in de verkondiging, in de prediking, zoek. Wat ik lees over de doop, daar gaat mijn hart sneller van kloppen.’
Ouderling B. Kamphuis (Goutum) noemde de notitie ‘erg antithetisch. De huidige cultuur komt er niet best vanaf.’ Hij wees op de vergelijking die prof. Van der Kooi en prof. Van den Brink maken met de tijd van de reformator Luther. ‘De notitie gaat er vanuit dat kerk en cultuur tegenover elkaar staan. Maar: die cultuur zit ook in onze harten. Het individualisme is mede de vrucht van het protestants christendom.’
Ds. M. G. Pettinga (Monnickendam) vindt de taal in de notitie ‘soms badinerend’, bijvoorbeeld als er over agnostisme en relativisme wordt gesproken. De schrijvers doen dit denken volgens hem af met de woorden van de apostel Paulus, die over ‘de geest van de wereld’ spreekt. ‘Maar veel mensen in onze gemeenten denken zo.’
Onderdompeling
Prof. Van der Kooi en prof. Van den Brink pleiten in de notitie voor de doop door onderdompeling. Zij vonden daarvoor weinig steun in de synode. Ds. T. J. Oldenhuis (Coevorden): ‘Ik heb altijd kinderen gedoopt door besprenkeling. Heb ik dat dan altijd verkeerd gedaan?’ Ouderling E. R. Fledderus (Woerden) vindt de passages over de doop door onderdompeling (en over censuur) ‘publicitaire missers: ze leiden de aandacht af van waar het werkelijk om gaat.’
Ds. H. A. Smits (Wognum) en prof. dr. F. G. Immink misten aandacht voor ‘de strijdende, lijdende en worstelende mens.’
Prof. Van den Brink durfde niet te zeggen of de notitie te negatief is over de cultuur. ‘Ja, misschien zijn we soms iets te antithetisch. Maar als de kerk niet van de cultuur verschilt, heb je niets te zeggen. We wijzen niet de cultuur af, wel de ideologieën in de cultuur.’
De notitie moet geen ‘staalkaart’ worden van verschillende meningen in de kerk, vindt hij. ‘Een overzicht geven van visies kan boeiend zijn, maar dat was niet onze taak. Het gaat erom hoe de verkondiging in de huidige cultuur dient plaats te vinden. Dat er een zekere eenzijdigheid in de notitie zit, kan juist aanleiding zijn tot gesprek.’
Ds. R. H. van der Rijst (Haarlem) diende met een aantal synodeleden een motie in. Ze willen dat het synodebestuur een ‘groter aantal mensen uit de breedte van de kerk vragen een stuk te schrijven waarin zij aangeven wat voor hen op dit moment een ‘brandpunt’ in de verkondiging is –of zou moeten zijn- en hoe zij tot deze keuze komen’. Deze nieuwe stukken moeten aan de notitie worden toegevoegd, vinden ze.
Scriba dr. A. J. Plaisier concludeerde dat de notitie meer dan een ‘cosmetische bewerking’ nodig heeft: ‘een behoorlijke bewerking. Het huidige stuk heeft tot te weinig herkenbaarheid geleid.’ Hij pleitte voor een ‘stevig herschreven notitie’, waarin wordt recht gedaan aan wat de synodeleden hebben gezegd. ‘Natuurlijk, dit stuk is in zeker opzicht eenzijdig, maar dat heeft ook zijn charme. De volgende keer kiezen we weer een andere aanvliegroute.’
De scriba onderstreepte nog eens dat de nota niet is bedoeld als een samenvatting van het spreken van de kerk. Nee, het is een ‘aanzet tot gesprek waar de kerk voor staat.’
De synode verwierp het voorstel van ds. Van der Rijst met 32 stemmen voor en 44 tegen. De meerderheid ging akkoord met de notitie ‘Brandpunten in de verkondiging’, zij het dat deze niet als ‘handreiking’ naar de kerken gaat, maar als een ‘aanzet tot gesprek’. In de definitieve versie van de notitie worden ook de opmerkingen van de synodeleden verwerkt.