Naheffing EU: „beste jongetje van de klas” gaat gewoon betalen
DEN HAAG. „Onaangenaam verrast” was het kabinet over de naheffing van 642 miljoen euro die Brussel onlangs op tafel legde. Of er betaald zou worden, moest eerst tot de bodem worden uitgezocht. Nu de rook is opgetrokken, lijkt de overboeking een kwestie van tijd. Vier vragen.
Vanwaar ook alweer die naheffing?
Nederland, maar ook het Verenigd Koninkrijk, moet meer afdragen aan de Europese Unie omdat de omvang van onze economie de afgelopen jaren groter was dan eerder ingeschat. Dat komt met name doordat het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), onder meer door andere databestanden te gebruiken, een beter inzicht heeft gekregen in het belang van snelgroeiende sectoren zoals de ict en de toename van het aantal zzp’ers.
Is het gebruikelijk dat dergelijke naheffingen worden opgelegd?
In principe wordt ieder jaar gekeken of op basis van de laatste statistische gegevens de eerder berekende afdracht wel correct is geweest. De afgelopen jaren leidde dat ertoe dat Nederland steeds geld terugkreeg, opgeteld zo’n 400 miljoen euro. Dat de naheffing nu zo veel groter uitpakt, en bovendien negatief, heeft ermee te maken dat Nederland enkele grote en veelbediscussieerde statistische revisies in één klap heeft doorgevoerd. Dat deze wijzigingen de omvang van de economie voor Nederland verhoogden, was al in maart bekend. Dat de naheffing het kabinet desondanks rauw op het dak viel, kwam doordat pas op 17 oktober helder werd dat, op basis van een vergelijking met de revisies van andere landen, Nederland tot de groep behoort die fors moet bijbetalen. Duitsland en Frankrijk krijgen juist aanzienlijke bedragen terug.
Dijsselbloem zou pas betalen als de cijfers kloppen. Kloppen ze?
Vandaag debatteert de bewindsman hierover met de Tweede Kamer. In de aanloop naar dat debat maakte hij al bekend dat het er „op basis van een eerste analyse” op lijkt dat de naheffing correct is en hij –waarschijnlijk in termijnen– het hele bedrag voor volgend jaar september overmaakt aan Brussel. Tijdens een hoortzitting in de Kamer vroeg de oppositie gisteren aan vertegenwoordigers van onder meer het CBS en het Europese statistiekbureau Eurostat of Nederland, door allerlei nieuwe gegevens boven tafel te halen, „als het beste jongetje van de klas” niet een beetje de dupe is geworden van zijn eigen vlijt.
En?
Een helder antwoord bleef uit. Eurostat-directeur Stapel-Weber, die de cijfers van alle lidstaten beoordeelt, benadrukte dat het gebruik van betere bronnen er niet per se toe leidt dat de omvang van een economie groter wordt. Nieuwe bronnen kunnen er ook toe leiden dat een eerdere opgave juist naar beneden wordt bijgesteld. Wel werd uit de hoorzitting duidelijk dat Eurostat vooral bepaalt wélke gegevens het hebben wil, maar dat statistische bureaus van afzonderlijke landen goeddeels zelf de wijze bepalen waaróp ze die data verzamelen. Econoom Robert Inklaar van de Universiteit Groningen concludeerde daarom aan het slot van de hoorzitting dat over de vraag of er in verschillende landen door statistische bureaus feitelijk appels met peren vergeleken worden, eigenlijk maar weinig te zeggen valt.