Groothertogin Charlotte van Luxemburg deed vijftig jaar geleden afstand van troon
Zowel het begin als het einde van de regeerperiode van de Luxemburgse groothertogin Charlotte verliep niet zonder rumoer. Ze kwam op de troon omdat haar zus eraf moest. En ze verliet die –woensdag een halve eeuw geleden– tegen de zin van haar man.
Charlotte Adelgonde Elisabeth Maria Wilhelmina (1896-1985) was de grootmoeder van de huidige groothertog Henri. Ze was 23 jaar toen ze in 1919 vrij onverwacht staatshoofd werd.
Tot 1890 had Luxemburg dezelfde monarch als Nederland. Na het overlijden van koning Willem III was echter geen mannelijke troonopvolger beschikbaar, en vrouwen mochten in Luxemburg nog geen staatshoofd worden. Daarom werd de personele unie tussen Nederland en Luxemburg beëindigd en kreeg een Duitse vorst –de 73-jarige Adolf, hoofd van de Walramse linie van het huis Nassau– het verzoek groothertog te worden.
Toen zijn zoon en opvolger Willem IV in 1912 overleed, zat er opnieuw geen mannelijke troonsopvolger in de wacht. De tijden waren veranderd: nu mocht er wel een vrouw op de troon. Het was de oudste van Willems zes dochters en ze heette Maria Adelheid Theresia Hilda Antonia Wilhelmina (1894-1924). Tot haar 18e verjaardag werd de regering waargenomen door haar moeder, Maria Anna van Bragança.
Dwars op de weg
Dát Maria Adelheid in 1912 groothertogin werd, heeft het land geweten. Haar tomeloze energie en despotische neigingen brachten haar regelmatig in aanvaring met haar ministers.
De Eerste Wereldoorlog (1914-1918) deed haar de das om. Dat kwam niet door de wijze waarop ze de neutraliteit van haar land probeerde te handhaven: ze wilde de opmars van de Duitse troepen symbolisch stuiten door haar auto bij de grenspost dwars over de weg te parkeren. Aan keizer Wilhelm II liet ze weten „dat de schending van de Luxemburgse neutraliteit voor altijd een smet zou werpen op de eer van zijn Rijk…” Met dat alles maakte de jongedame niet al te veel indruk en Duitsland marcheerde gewoon door, dwars door Luxemburg, tot het in de Franse en Belgische modder vastliep en er een jarenlange loopgravenoorlog begon.
Al die tijd was Luxemburg bezet gebied. Volgens nogal wat Luxemburgers, en met name de linkse partijen, toonde de groothertogin nu al te veel sympathie voor de Duitsers die ze aanvankelijk wilde tegenhouden. Toen Duitsland in 1918 de strijd opgaf, vroeg het Luxemburgse parlement Maria Adelheid zich van alle politieke handelingen te onthouden totdat er over haar lot beslist zou worden. Duitsland en zijn bondgenoten zouden ongenadig worden afgestraft, en dat kostte de jonge vorstin haar kroon. In de nacht van 9 op 10 januari 1919 deed ze troonsafstand.
Het parlement riep de republiek uit. Toen nam de geschiedenis een verrassende wending. Maria’s jongere zus Charlotte bleek bereid te zijn haar op te volgen, dus na twee dagen werd de monarchie hersteld.
Maria Adelheid werd non. Ze trad eerst in een klooster van de karmelietessen en later, in Rome, bij de Kleine Zusters van de Armen. Om gezondheidsredenen keerde ze na korte tijd terug naar het noorden. Op Kasteel Hohenburg in het Duitse Beieren is ze op 29-jarige leeftijd overleden. Haar lichaam werd bijgezet in de kathedraal van de stad Luxemburg.
Toch een monarchie
Haar zus zat veel langer op de troon: wel 45 jaar. Charlotte volgde haar zus op 15 januari 1919 op en trouwde op 6 november in datzelfde jaar met een neef, prins Felix van Bourbon-Parma. Tot 1918 had hij in het Oostenrijkse leger gediend, dus bij de tegenpartij.
Ondertussen had Charlotte op 28 september 1919 een referendum over de toekomst van het kleine land laten houden. Tijdens de regering van haar zuster hadden er geluiden geklonken dat het land maar bij Frankrijk moest aansluiten. Anderen dachten aan een fusie met België. De monarchie had gewankeld, maar het volk sprak zich in het referendum duidelijk uit: 78 procent verklaarde zich tegen een republiek én tegen aansluiting bij een buurland. Luxemburg bleef een zelfstandig groothertogdom.
De bevoegdheden van de vorst in de nieuwe grondwet werden wel ingeperkt, maar dat weerhield de groothertogin er niet van zich met veel zaken te bemoeien. Ze deed dat echter anders dan haar voorgangster. Zo roerig als het tijdens het bewind van haar zus soms was, zo kalm verliepen de eerste decennia van Charlottes regeerperiode.
Toen de Duitsers op 10 mei 1940 het land opnieuw binnenvielen, was het uit met de rust. Charlotte vertrok met haar man en de zes kinderen die ze inmiddels hadden gekregen en met haar ministers naar de Verenigde Staten. Later vestigde ze zich in Londen, waar ook andere verdreven staatshoofden –zoals de Nederlandse koningin– verbleven.
Toen de vrijheid al in zicht was, bracht het Ardennenoffensief Luxemburg enorme verwoestingen. Charlotte nam de wederopbouw gedreven ter hand. Het toerisme bloeide op, er werden financiële instellingen in het land gevestigd en ook de staalindustrie bracht geld in het laatje. Om de leegloop van het noorden van het land tegen te gaan, voerde de regering een actief stimuleringsbeleid.
Op 4 mei 1961 droeg Charlotte de feitelijke regering over aan haar oudste zoon, Jean. Op 12 november 1964 stond ze de troon aan hem af, maar van harte ging dat niet. Echtgenoot Felix overleed in 1970, enkele maanden na het vijftigjarig huwelijksjubileum. Weduwe Charlotte leidde op Kasteel Fischbach een teruggetrokken leven, gevuld met haar hobby’s: lectuur, muziek en tuinieren. Ze overleed er op 89-jarige leeftijd en werd in dezelfde kathedraal bijgezet als haar zus.
Zoon Jean regeerde van 1964 tot 2000. Inmiddels is hij 93 jaar. Jeans zoon Henri zit inmiddels veertien jaar op de troon. Zijn oudste zoon heet Guillaume. In het Nederlands: Willem. Willem de Vijfde.