Cultuur & boeken

Literaire vrijheid achter de Muur

In de winter van 1986 overkwam mij iets opmerkelijks. Op zoek naar het graf van de Duitse schrijver Theodor Fontane (1819-1898) liep ik voetje voor voetje over de met ijs bedekte paden van het Franse kerkhof in Oost-Berlijn.

dr. Hans Ester

11 November 2014 07:53Gewijzigd op 15 November 2020 14:15
De Muur zorgde voor een veilig gevoel bij de communistische partij in de DDR. De teugels konden worden gevierd. Schrijvers en beeldend kunstenaars gebruikten die vrijheid om hardop na te denken over hun rol in de dictatuur. Foto: Potsdamer Platz, november
De Muur zorgde voor een veilig gevoel bij de communistische partij in de DDR. De teugels konden worden gevierd. Schrijvers en beeldend kunstenaars gebruikten die vrijheid om hardop na te denken over hun rol in de dictatuur. Foto: Potsdamer Platz, november

Staande bij het graf van Theodor en zijn vrouw Emilie keek ik omhoog, recht in het gezicht van een soldaat die vanuit zijn wachttoren naast de Berlijnse Muur op mij neerkeek om te zien wat ik daar uitvoerde. Naar mijn gevoel scheelde het weinig of we hadden een praatje over het weer aangeknoopt. Wat vroeger hartkloppingen zou hebben veroorzaakt, was nu bevreemdend en had zelfs iets interessants. De tijden waren aan het kenteren.

De beste DDR-roman die over de bouw van de Muur gaat, is wat mij betreft ”Der geteilte Himmel” (De gedeelde hemel) van de schrijfster Christa Wolf (1929-2011). Het boek verscheen in 1963 en werd in 1964 verfilmd. Hoofdfiguur is de 20-jarige Rita Seidel, die na een mislukte poging tot zelfmoord in een sanatorium terugkijkt op haar leven. Ze denkt na over zichzelf, over haar beslissing om niet zoals haar verloofde Manfred naar West-Berlijn te vluchten, en over de bijzondere kwaliteiten van de DDR.

De hemel heeft in deze roman een symbolische waarde. Wanneer Rita haar verloofde Manfred in West-Berlijn bezoekt en besluit om niet in de harde wereld van het kapitalisme te blijven, zegt zij tegen hem dat de hemel –dat geheel van hoop en verwachting– in twee delen uiteenvalt; de dag- en de nachthemel vergelijkt ze met Oost- en West-Duitsland. De DDR is voor haar het land van menselijke solidariteit en warmte en daarom kiest ze voor dat land. Maar haar keuze wordt een vraagteken als zij kort na haar terugkeer een poging tot zelfmoord doet.

Geen angst

En dan is er de Muur tussen Oost en West waarover in de inleiding van de roman in omfloerste termen wordt gesproken: „De mensen, sinds lang gewend aan de versluierde hemel, vonden die hemel opeens ongewoon en moeilijk te verdragen. Een schaduw was over de stad gevallen, maar, na het afwenden van zeer nabije gevaren die alle dodelijk zijn in deze tijd, was de stad weer bruisend en vol leven.” Wanneer Rita aan het slot van de roman weer aan de genezende hand is, neemt zij (in een soort epiloog) waar hoe iedere avond „een oneindige hoeveelheid vriendelijkheid, die overdag is verbruikt, weer opnieuw wordt voortgebracht. Ze heeft geen angst, dat zij bij het uitdelen van de vriendelijkheid met lege handen zou komen te staan. Ze weet dat ze soms vermoeid zal zijn. Soms opstandig en boos. Maar angst heeft zij niet.”

Hoe zwak Rita nog is, toch kiest zij voor de DDR. Het is een keuze die met nadenken en zelfreflectie, maar ook met kritiek is verbonden. ”Der geteilte Himmel” biedt geen pasklare antwoorden, is geen eenduidige vertegenwoordiger van het officiële ”socialistisch realisme”, en heeft daarom in de DDR een geweldige discussie tot gevolg gehad. De documenten daarover zijn verzameld in ”Der geteilte Himmel und seine Kritiker” (De gedeelde hemel en zijn critici), dat in geen enkele Nederlandse bibliotheek te vinden is.

Individu

Hoe zijn het individu en de samenleving in de DDR met elkaar verbonden? Wat is de rol van het schrijvende individu ten opzichte van de tot objectiviteit verheven historische tendensen van socialistische aard? Dat is het centrale probleem van het totale oeuvre van Christa Wolf. We zien het terug in ”Ole Bienkopp” uit 1963 van Erwin Strittmatter, een roman over de strijd tussen de oude en de nieuwe maatschappelijke orde. En ook in het werk van Erik Neutsch, onder andere in ”Spur der Steine” uit 1964. Het zijn maar enkele namen uit een groot geheel.

In ”Ole Bienkopp” worden Oost- en West-Berlijn op schitterende wijze met elkaar gecontrasteerd wanneer een van de romanfiguren de allengs vervagende socialistische spreuken op het station in Oost-Berlijn leest en vervolgens, bij het afremmen van de metro, eerst vluchtig en daarna helder de spreuken op de muren van het West-Berlijnse station kan lezen waarmee een sigarettenmerk zich als de geur van de wijde wereld aanprijst. Het cliché van de westerse samenleving als een wereld van hyena’s werd volop bevestigd.

Ook bij Christa Wolf was dat het geval. Aan ”Der geteilte Himmel” was het zeer procommunistische boek ”Moskauer Novelle” voorafgegaan, een werk waarvan de schrijfster zich later distantieerde.

Teugels gevierd

De Muur zorgde in de DDR voor een veilig gevoel bij Sozialistische Einheitspartei Deutschlands (SED), de regerende communistische partij in de DDR. De teugels konden worden gevierd. Schrijvers en beeldend kunstenaars –voor wie de individuele ontplooiing altijd de tweede (of zelfs de eerste) natuur is– gebruikten die vrijheid om hardop na te denken, over de eigen creativiteit en over de maatschappelijke rol van de kunstenaar in een ideologisch strak georganiseerde samenleving.

De in de DDR uitgekomen literaire tijdschriften uit de jaren zestig en zeventig laten zien dat het niveau van denken en argumenteren zeer hoog was. Vooral de discussie over aard en taak van de poëzie in de jaren vanaf 1966 bewees dat er ruimte was gekomen om over de meest essentiële zaken van de kunst (zoals de maatstaf waaraan de waarde ervan wordt afgemeten) open te discussiëren. De belangrijkste publicatie in dit verband, in feite de ontsteker van de lyriekdiscussie, was de bloemlezing uit 1966: ”In diesem besseren Land. Gedichte der Deutschen Demokratischen Republik seit 1945” (In dit [ten opzichte van de Duitse Bondsrepubliek] betere land”), geredigeerd door Adolf Endler en Karl Mickel.

Marx

Om de betekenis van de cultuur in een door het marxisme geleide staat te begrijpen, is het van belang om de visie op de mens en het bewustzijn van de mens in het denken van de grondleggers Karl Marx en Friedrich Engels te kennen. Voor Marx en Engels was het denken van de mens, het geheel van de menselijke opvattingen over gerechtigheid, ethiek en godsdienst afhankelijk van de manier waarop de mens goederen produceerde en in niet mindere mate van het eigendom van de productiemiddelen. Productiewijzen en bezitsverhoudingen vormden in hun ogen de basis van de zogenoemde bovenbouw (opvattingen, ideeën, cultuur). Vandaar de ”Volkseigene Betriebe” (de VEB’s) in de DDR – de productiemiddelen waren eigendom van het volk geworden.

Het bewustzijn van de mens was volgens de grondleggers van het marxisme de van deze basis afhankelijke bovenbouw. De godsdienst behoorde in hun optiek tot de bovenbouw. Het zou volgens hun redenering logisch zijn dat met de positieve verandering van de basis binnen een socialistisch-communistische samenleving ook het bewustzijn –de bovenbouw– automatisch mee zou veranderen naar een hoger niveau. In de praktijk gebeurt dat echter volgens Marx en Engels niet. De mensen blijven volgens hen steken in verouderde gedachten, bijvoorbeeld in hun gedachten over God en Zijn betekenis voor het individuele leven.

Volgens de marxistische theoretici was dit een ”verjaarde bovenbouw”. De kunst, vooral de literatuur, evenals de beeldende kunst, heeft vervolgens tot taak om dat been van de achteraan hinkende bovenbouw bij te trekken en het menselijk bewustzijn hetzelfde niveau te laten bereiken als de basis binnen het socialisme. Concreet betekende dit binnen de DDR dat burgers die meenden dat het leven in de DDR minder goed was dan in het Westen, moesten leren om tot het ware inzicht te komen en de Berlijnse Muur als verdediging tegen het sociaal en economisch gezien achterlijke Westen te zien. Hun bewustzijn was scheef, zolang ze op het klatergoud van de westerse luxe bleven gefixeerd. Ze hadden de ‘waarheid’ van het verschil tussen de betere samenleving van de DDR en de verwerpelijke maatschappij van de bondsrepubliek niet begrepen.

De literatuur kreeg de taak toebedeeld om het vluchten uit de DDR (het echte vluchten én het vluchten in gedachten) als een fatale vergissing te beschrijven. De literatuur moest met verbeeldingskracht de weifelende en twijfelende burgers van de DDR behoeden voor deze stap door literaire figuren in hun plaats de verkeerde keuzes (namelijk de vlucht uit de DDR) te laten maken en vervolgens deze romanfiguren, en daardoor ook de lezers, tot het besef te laten komen dat het Westen niet superieur, maar ten diepste inferieur was.

De periode van betrekkelijke vrijheid en diepgaande discussies na de bouw van de Muur eindigde in 1976 toen de dichter en zanger Wolf Biermann na een reis naar West-Duitsland niet meer tot de DDR werd toegelaten. De officiële literatuurgeschiedenis van de DDR uit 1980 schrijft hierover: „Biermanns dichtbundels ”Die Drahtharfe” en ”Mit Marx- und Engelszungen” fungeren in de Bondsrepubliek en in West-Berlijn als instrument van de jegens de DDR vijandige politiek van het imperialisme.” Biermann kon zijn DDR-paspoort inleveren. Wie vóór Biermann was, was tegen de DDR.

De grote uittocht van schrijvers en schilders uit de DDR begon. Dertien jaar later was het ideologisch fundament van de Duitse Democratische Republiek, ondanks de verwoede pogingen van de zeer invloedrijke partijideoloog Kurt Hager om de rechte lijn erin te houden, poreus en afgebrokkeld. De Muur kon daarbij niet achterblijven.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer