Buitenland

Pygmeeën in de CAR leden altijd al, maar nu dubbel

MAARSBERGEN. Pygmeeën in de Centraal-Afrikaanse Republiek (CAR) zijn zwaar getroffen door het slepende conflict in het land. Ze worden uitgebuit door rebellengroepen en hebben ernstig tekort aan voedsel en gezondheidszorg. Hulp voor hen is er echter nauwelijks.

Mark Wallet
8 November 2014 19:43Gewijzigd op 15 November 2020 14:13
BAKOTA. Pygmeeën in het zuidwesten van de Centraal-Afrikaanse Republiek. beeld B. van den Toren
BAKOTA. Pygmeeën in het zuidwesten van de Centraal-Afrikaanse Republiek. beeld B. van den Toren

Het is inmiddels al meer dan ander­half jaar onrustig in de CAR. Sinds islamitische rebellen uit het noorden van het land in opstand kwamen tegen de toenmalige president François Bozizé, beheersen rauwe haatgevoelens het land. Zowel de islamitische Séléka als de christelijke anti-Balaka gaat zich te buiten aan gruwelijke wreedheden.

De tijd van aanhoudende gevechten lijkt voorbij, maar de rust is zeker nog niet weer­gekeerd. Van tijd tot tijd laait het geweld in volle hevigheid op. Een paar weken geleden vermoordden moslimrebellen nog zeker dertig inwoners van de christelijke plaats Yamale. Nog altijd zijn meer dan 800.000 van de 5 miljoen mensen van huis en haard verdreven.

In de absolute marge van het conflict bevindt zich een pygmeeën­gemeenschap in het zuidwesten van het land: de BaAka. Ze zijn altijd al een geplaagde groep geweest, voorwerp van discriminatie en uitsluiting. Ze zijn uitgebuit door andere bevolkingsgroepen en hebben nauwelijks toegang tot algemene voorzieningen als scholing en gezondheidszorg. Veel BaAka werken als slaven op het land van de hen omringende Bantubevolking.

„De pygmeeën hebben altijd geleden”, knikt Saint Jérome Sitamon, die zich via zijn stichting MEFP inzet voor het lot van de bevolkingsgroep. „Terwijl ze zelf altijd zeer vreedzaam zijn geweest. Dat maakt het extra tragisch.” Sitamon vertelt hoe veel BaAka uit hun oorspronkelijke habitat, de bossen, zijn verdreven, om plaats te maken voor onder meer de houtindustrie. „Ze leven vanouds van de jacht, maar dat is nu vrijwel onmogelijk geworden”, zegt hij. „Het is moeilijk voor hen om te overleven.”

In het huidige conflict hebben ze het wederom zwaar te verduren, maakt Sitamon duidelijk. „Ze worden opnieuw tot slaven gemaakt.” De Sélékarebellen zouden de pygmeeën gebruiken om mijnen te delven en wegen aan te leggen door het bos.

Sommige BaAka zijn door de recente onlusten naar buurlanden gevlucht, zoals Kameroen en Congo. Die optie is echter voor lang niet alle pygmeeën weggelegd. De achtergebleven BaAka hebben intussen ernstig gebrek aan voedsel en gezondheidszorg. „Ze worden getroffen door ziektes als waterpokken. Maar medische zorg is nauwelijks voorhanden.”

In de hele CAR is de nood groot en bestaat er gebrek aan hulp, maar de BaAka krijgen volgens Sitamon nog de minste steun. „Ze zijn simpelweg niet in beeld. Het gebied waar ze wonen, is bovendien ingesloten door anti-Balaka en de Sélékarebellen. Dat maakt hulpverlening nog eens extra moeilijk. Wie de BaAka wil bereiken, moet eerst langs checkpoints van rebellen.”

Een deel van de BaAka is christen, maar ook het netwerk van de kerken is voor een groot deel weggevallen. „Bijna alle pastores zijn weggevlucht”, zegt Sitamon.

Er zijn echter ook kleine tekenen van hoop. Sitamon weet van één evangelist, een BaAka, die is teruggekeerd: Paul Ngouli. Toen een Sélékageneraal een bijeenkomst in het dorp organiseerde, wilde Ngouli wel met hem praten. „Kijk eens wat jullie hebben gedaan”, voegde hij de generaal toe. „Scholen en klinieken zijn geruïneerd, mensen weggevlucht. We hebben niets meer. Vergeet niet dat alle mensen schepsels van God zijn.” „Dapper”, noemt Sitamon zijn actie.

Via zijn stichting probeert Sitamon de pygmeeën intussen blijvend te helpen. Hij is zelf ook uitgeweken naar Kameroen, maar het lukte hem recent om een reis te maken naar de BaAka. Hulp is hard nodig, merkte hij toen. Hij kwam ernstig ondervoede pygmeeën tegen.

Hoewel de situatie in zijn land dramatisch is, wil Sitamon niet wanhopen. „Er zal verzoening plaats moeten vinden tussen christenen en moslims. Dat zal niet makkelijk zijn, maar we hebben geen keus. Als het niet gebeurt, is het voorbij met het land. Het beste is daarom er nu al mee te beginnen.”


Saint Jérome Sitamon

Saint Jérome Sitamon uit de CAR was recent in Nederland om aandacht te vragen voor het lot van de pygmeeën­gemeenschap in het land, 
de BaAka. Hij is directeur van de christelijke stichting Maison de l’Enfant 
et de la Femme Pygmées (MEFP), die sinds 2000 hulp verleent onder de BaAka.

Volgens officiële cijfers leven er tussen de 15.000 en de 20.000 BaAka in de CAR, maar Sitamon gaat uit van een veel groter aantal. Voor de officiële tellingen zouden enkel pygmeeën in de dorpen langs de grote wegen geteld zijn, en niet de BaAka die dieper landinwaarts en nog in de bossen wonen. „De regering heeft er voordeel bij het aantal laag te houden, dan hoeft ze er ook geen aandacht aan te besteden”, stelt hij.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer