Boze reacties na verplaatsing „Joodse voorwerpen” in Utrechtse Majellakerk
UTRECHT. Het verplaatsen van Joodse voorwerpen naar een „onopvallende plaats in een zijbeuk” van de rooms-katholieke Majellakerk in Utrecht, heeft deze week tot boze reacties van kerkgangers geleid. De Utrechtse kerkhistoricus dr. A. T. M. van Schaik hoopt dat ze gauw worden teruggeplaatst.
Voor in de kerk, links van het altaar, stond een manshoge zevenarmige kandelaar, een menora. Daarachter hing een wandkleed met een voorstelling van het Joodse Loofhuttenfeest, met daarnaast een „nieuwtestamentisch” kleed met de verheerlijking op de berg.
Toen dr. Van Schaik zaterdag tijdens een uitvaart in de kerk was, zag hij dat de twee Joodse voorwerpen verdwenen waren. Later ontdekte hij dat ze waren verplaatst naar een „onopvallende plek in een zijbeuk.” Bij het altaar staan nu een beeld van de heilige Gerardus Majella en een lezenaar.
Van Schaik schrok ervan. „De voorwerpen symboliseren de verbondenheid tussen christendom en Jodendom. Dat is ook zo gezegd bij de schenking in 1986.”
De menora en het wandkleed fungeerden als „herdenkingsmonument” voor Joden die in de Tweede Wereldoorlog in Utrecht zijn weggevoerd, aldus de historicus. „Juist in deze parochie was destijds veel meeleven met de Joden. Drie politiemannen wilden niet meewerken aan de wegvoering van Joden en hebben drie jaar ondergedoken gezeten. Een van hen, Jan Vernooij, heeft in 1986 als eerste de lichtjes van de menora aangestoken.”
Patroonheilige
Bert Buirma, vicevoorzitter van het bestuur van de H. Gerardus Majellaparochie, herkent zich niet in de kritiek van Van Schaik. „Door het plaatsen van het beeld van de heilige Gerardus wilden wij de patroonheilige van onze parochie een prominentere plaats geven”, zegt hij.
Het was niet bij het kerkbestuur opgekomen dat de verplaatsing van de Joodse voorwerpen op weerstand zou kunnen stuiten. „Misschien is dat naïef, ja. Maar ook als we er wél over hadden nagedacht, was deze verandering doorgevoerd.”
Anti-Joods is de parochie niet, verzekert Buirma. „We hebben veel sympathie voor het Jodendom. Jezus was immers ook een Jood en de Bijbel is ons door het Jodendom overgeleverd.”
Buirma bestrijdt dat de voorwerpen zijn weggehaald. „Ze hebben een minder opvallende plaats gekregen, in een zijbeuk. Weghalen is niet aan de orde.”