Twaalf witte bloemen bij een graf
Koningin Beatrix brengt, vergezeld door prins Willem-Alexander, een staatsbezoek aan Thailand. Kransleggingen op de militaire erevelden van Kanchanaburi en Chungkai horen daar onlosmakelijk bij en dat gebeurde woensdag dan ook. Er was een bijzonder moment. De ceremoniemeester van het hof, Monod de Froideville, bracht de Koningin en de prins aan het graf van zijn vader.
Een diepe stilte treedt in onder de verzengende zon als de twee adjudanten van de hofhouding, Van Leeuwen en Dijkstra, naar het monument lopen, de krans op de houder plaatsen, waarna Koningin en prins een eerbetoon brengen aan de gevallen landgenoten in de Tweede Wereldoorlog op het Aziatische slagveld. Daarna lopen zij het oorlogskerkhof over tot aan de gedenksteen waarbij verse paarswitte orchideeën in een vaasje zijn geplaatst. Hier ligt sergeant artillerie J. M. Monod de Froideville, geboren op 30 januari 1910 en overleden op 8 september 1944.
Zijn zoon, ceremoniemeester G. H. A. Monod de Froideville, kan er goed over praten. Hij vond het bijzonder dat hij de Koningin en haar zoon aan het graf van zijn vader kon brengen. Uw vader kijkt vast op ons neer, zoiets heeft de Koningin tegen hem gezegd toen ze daar zo stonden.
Zelf had hij al een paar keer aan de groeve van zijn vader gestaan, meestal op doorreis. De allereerste keer was het emotioneelst. Monod de Froideville senior was theeplanter op Java. Hij werd gemobiliseerd toen de oorlog in het Oosten uitbrak. Zijn zwangere vrouw bleef met drie kinderen achter in Nederlands-Indië. Al snel erna werd hij als krijgsgevangene tewerkgesteld aan de Birma-spoorweg in Thailand.
Het enige dat Monod de Froideville sr. nog kon meegeven aan zijn zwangere vrouw was een naam voor een zoon of dochter die hij nooit zou zien. Het werd Gilbert. Een ’goede’ Jap heeft hem in het kamp nog een foto van zijn zoontje overhandigd, weet Monod de Froideville. Zijn vader wist de kamparbeid redelijk goed te doorstaan. Tragisch genoeg kwam hij in 1944 om het leven bij een bombardement van de geallieerden. „Mijn moeder heeft intuïtief gevoeld wanneer dat gebeurde.”
Zelf werd de ceremoniemeester geboren in een jappenkamp in de buurt van Bandung. Zijn moeder vertrok na de oorlog met de boot naar Nederland, waar ze met haar viertal een bestaan opbouwde. Haat heeft zijn inmiddels overleden moeder de Japanners nooit toegedragen. „Ook toen ik in 1991 meeging met het hof voor het staatsbezoek aan Japan, kon ze daar goed mee overweg”, aldus Monod de Froideville.
Elk lid van de hofhouding laat een witte bloem achter bij het graf van de vader van hun collega, samen zijn dat er twaalf, zes aan weerszijden.
Het verhaal van Monod de Froideville is er een van de vele. Zijn vader behoorde tot een van de naar officieuze schattingen 275.000 slachtoffers aan wie de aanleg en het onderhoud van de beruchte Birma-spoorweg het leven kostten. De Japanse bezetters lieten de verbinding van Nong Pladuk in Thailand tot Thanbuyazayat in Birma onder erbarmelijke omstandigheden aanleggen.
Deels loopt de rails langs en over de rivier Kwai (Mae Nam Khwae Noi). Ontelbare dwangarbeiders en krijgsgevangenen uit verschillende landen, waaronder Nederland, werden ingeschakeld. Repareren was telkens noodzakelijk na de geallieerde bombardementen, waarvan de tewerkgestelden net als Monod de Froideville senior nogal eens het slachtoffer werden.
Bijna 3000 Nederlanders vonden de dood, een fractie van het totale, nooit helemaal vastgestelde aantal slachtoffers. Ze stierven als gevolg van uitputting, voedseltekort en ziektes als malaria en beri beri. Behalve Nederlanders vielen er doden onder de Britten, Australiërs, Amerikanen, Thai, Birmezen, Maleisiërs en oorspronkelijke inwoners van Nederlands-Indië. Herdenkingsboeken vragen ook aandacht voor het vergeten lot van de ontelbare anonieme doden, onder wie Tamils.
Een aantal van de doden vond na de oorlog de definitieve rustplaats op de twee erevelden waar koningin Beatrix met prins Willem-Alexander woensdag na een rit per trein over de brug over de rivier de Kwai, een krans legden: Kanchanaburi (1895 Nederlandse graven) en Chungkai (314 Nederlandse graven).
Het eerbetoon van de Koningin en de prins maakt veel nabestaanden gelukkig. Onder wie de familie van Melis van de Ree, links vooraan op Chungkai, in vak 7, rij B, nummer 10. Deze man kwam op 18 juni 1943 als 35-jarige jongeman om het leven in Thailand, nadat hij in 1929 naar Nederlands-Indië was vertrokken om er een bestaan op te bouwen.
De directeur van de Commonwealth War Cemeteries in Thailand, Rod Beattie, weet vrijwel zeker dat Van de Ree aan de overkant in het kamp is overleden. Chungkai werd namelijk door de krijgsgevangenen zelf als begraafplaats in gebruik genomen, op 200 meter afstand van de rivier. Beattie: „We kunnen nog wel meer over hem te weten komen als we dat zouden willen.”
Van de Ree’s nicht, Corrie van Ravensberg-van de Ree uit Nijkerk, vindt het desgevraagd „erg bijzonder” dat de Koningin en de prins langs het graf van haar oom zijn gelopen. „Heel ontroerend. Deze oom, van wie ik nog niet veel weet, komt dan opeens veel dichterbij. Ik ben nu op een leeftijd gekomen dat ik meer wil weten van de man in dat verre graf in Azië.”