De onderwijsinspectie als kritische vriend
DEN HAAG. Vaak staan ze tegenóver elkaar, SGP en D66. Nu zitten de staatkundig gereformeerde Bisschop en de democratische Van Meenen een keer náást elkaar. Ze vinden elkaar in het onderwijs.
Bisschop diende vorig jaar een initiatiefwet in om de taken van de Onderwijsinspectie nader te omschrijven. Wettelijk gezien mag de inspectie alleen de deugdelijkheid van het onderwijs toetsen. Dan gaat het om zaken zoals leertijd, bevoegdheid van leerkrachten, het aantal lesuren voor bepaalde vakken en dergelijke. In de loop van de jaren is de inspectie echter ook gaan toetsen op tal van zaken die ze in Den Haag „kwaliteitseisen” zijn gaan noemen. Te denken valt aan didactisch vaardigheden van docenten, pedagogisch klimaat op school, afwisseling in lesmethodes en dergelijke. Daar mag de overheid scholen wel op bevragen, maar niet toetsen zoals met deugdelijkheidseisen het geval is, zo stelt Bisschop. Als scholen niet aan de tweede categorie eisen van de inspectie voldoet maar op een eigen manier wel de doelen behaalt die zijn gesteld, is dat geen probleem. Op het gebied van deugdelijkheid moeten scholen dus wel stipt de wet naleven.
D66-Kamerlid Van Meenen is het helemaal eens met de benadering van zijn collega Bisschop. Hij is al langer positief over het SGP-initiatief en wilde het daarom mede ondertekenen. Het CDA besloot woensdagmiddag aan te haken.
Hoe bevalt dat, als D66 en SGP naast elkaar in plaats van tegenover elkaar?
Van Meenen: „Onze partijen verschillen op een aantal punten fundamenteel van elkaar. Dat weten we en daar draaien we ook niet om heen. Maar op het gebied van het onderwijs kunnen we elkaar vinden. Ik denk dat het te maken heeft met onze onderwijsachtergrond. We hebben beiden lang voor de klas gestaan en leidinggegeven aan onderwijsinstellingen. De discussie in het onderwijs gaat niet over het al dan niet afschaffen van de vrijheid van onderwijs, maar om bevordering van kwaliteit.”
Bisschop: „Vanaf het moment dat we in 2012 in de Kamer kwamen, was er een klik tussen ons. Wat ons bindt is het streven naar meer kwaliteit in het onderwijs. Dat overstijgt de verschillende richtingen in het onderwijs.”
Wat is uw grootste ergernis als het om de inspectie gaat?
Bisschop: „Dat de inspectie oordelen geeft op de gang van zaken binnen onderwijsinstellingen, waarover ze geen oordelen mag vellen. Op deugdelijkheid mag de inspectie toetsen. Dat is geen probleem, maar de inspectie toetst ook allerlei zaken waarvoor geen wettelijke basis bestaat. Ik noem als voorbeeld de kleutertoets. Sommige scholen krijgen een negatieve beoordeling omdat ze die niet uitvoeren. Dat kan helemaal niet, want er is geen wettelijke plicht voor zo’n toets.”
Van Meenen: „Ik heb wat ruzie gemaakt met onderwijsinspecteurs. We konden het op tal van punten niet eens worden. Ik ben een liberaal en wil terug naar de kern van de onderwijsvrijheid, namelijk scholen en leerkrachten die het heft in handen krijgen bij de invulling van het onderwijs. Dat leidt tot meer creativiteit en tot meer kwaliteit.”
Moet de inspectie inbinden? Is dat een goede vertaling van de initiatiefwet?
Bisschop: „Zo zouden we het niet willen noemen. De inspectie moet anders te werk gaan. Als het gaat om de deugdelijkheidseisen, is toetsing nodig. Dat is een kwestie van afvinken en scholen die niet aan de eisen voldoen, aanspreken op hun verantwoordelijkheid. Dan is de inspecteur een controleur. Maar op alle andere vereisten die de inspectie nu toetst, is een andere rol nodig; meer die van een kritische vriend. De inspecteur vraagt hoe het gaat; hij vraagt door als hem iets niet duidelijk is; hij geeft een tip hoe het anders kan of brengt de schoolleiding in contact met een andere school die een geconstateerd probleem wel onder controle heeft. Aan zo’n benadering heeft de schoolleiding wat. Ze kan zich eraan spiegelen. In die rol is de inspectie een sparringpartner.”
De schoolleiding kan toch ook weten wat de inspectie wel en niet mag toetsen?
Van Meenen: „Ik denk dat veel inspecteurs ook niet weten hoe het zit. Zij krijgen een lijst van onderwerpen waarmee ze aan de slag gaan. Of dat nu deugdelijkheidseisen zijn of vereisten die niet in de wetvast liggen, weten ze vaak niet.”
Bisschop: „Er zijn zeker directeuren die wel weten hoe het zit. En die geven ook tegengas.”
Hoe groot is de kans dat de wet het Staatsblad haalt?
Van Meenen: „Ik acht die kans heel groot. Het CDA gaat ook mee ondertekenen. Ik verwacht ook in de fracties van VVD en PvdA draagvlak.”
Bisschop. „Het is tekenend dat de initiatiefwet die voor consultatie het onderwijsveld is ingegaan, geleid heeft tot massale steun van onderwijsorganisaties.”
Maar als staatssecretaris Dekker van Onderwijs ”njet” zegt, gaan de coalitiefracties de wet niet steunen. Toch?
Van Meenen: „Dat is zeker een punt. Maar deze staatssecretaris is liberaal. En liberalen hechten aan vrijheid, aan eigen initiatief en aan kwaliteitsverbetering. Daar gaat deze wet voor zorgen. En: uiteindelijk beslist de Kamer.”
Proef met regelvrije school
DEN HAAG (RD). Twintig scholen in het basis- en voortgezet onderwijs mogen vijf jaar lang experimenteren met minder regels van overheidswege.
Dat schrijft staatssecretaris Dekker van Onderwijs vandaag in een brief aan de Tweede Kamer.
Scholen die de onderwijsinspectie vorig jaar als excellent betitelde, kunnen ervoor in aanmerking komen. De proef moet in het schooljaar 2015/2016 van start gaan. De scholen mogen suggesties aandragen welke ruimte ze willen. Zelf denkt de bewindsman aan minder regels over de opleidingsduur, de lestijd of de verantwoording.
De proef is bedoeld om scholen te bevrijden van de hausse aan regels die ze vanuit de overheid over zich uitgestort krijgen. Het experiment staat los van de initiatiefwet van SGP, D66 en CDA over de bevoegdheden van de onderwijsinspectie. Met het experiment wil Dekker wel tegemoet komen aan de wens van de Kamer om minder te gaan controleren.