Tiener in gezinslocatie asielzoekers: Altijd angst voor gedwongen vertrek
BODEGRAVEN. Stress, angst en verveling hielden haar twee jaar lang in de greep. Als bewoner van de gezinslocatie voor uitgeprocedeerde asielzoekers in Katwijk was de toekomst voor de Georgische Salome Djadjanidze (18) uiterst onzeker. „Ik dacht: Zijn wij de volgende die worden opgepakt om te worden teruggestuurd?”
Twee tweepersoonkamers van elk zo’n tien vierkante meter. Die vormden voor Salome, haar ouders en zusje (4) bijna twee jaar de leefruimte op de gezinslocatie van het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COA) in Katwijk. „We zaten en sliepen daar, en hadden weinig privacy.” De kook- en wasgelegenheid moesten ze met vijftien andere gezinnen delen.
Op de gezinslocatie werkte Salome mee aan een onderzoek van de Werkgroep Kind in azc. Inmiddels woont ze in Bodegraven, omdat het gezin vorig jaar dankzij het kinderpardon alsnog een verblijfsvergunning kreeg. Vanmiddag was ze in Den Haag bij de overhandiging van het rapport ”Het is hier in één woord gewoon… stom!” –uitspraak van een 16-jarig meisje uit Azerbeidzjan– aan leden van de Tweede Kamer.
Gestrest
Met haar moeder kwam Salome in 2007 naar Nederland. Haar vader was al eerder hierheen gevlucht, om politieke redenen. De asielprocedure leverde het gezin geen verblijfsvergunning op. Na een periode in asielzoekerscentra in achtereenvolgens Dronten en Emmen, werd het gezin op de gezinslocatie in Katwijk geplaatst, waar werken aan terugkeer centraal staat.
„M’n ouders hadden elke maand een gesprek over terugkeer. Ik zag ze daarna helemaal gestrest terugkomen. Dat gaf mij ook spanning en had een negatief effect op m’n schoolresultaten. Ik deed de theoretische leerweg op het Andreas College, locatie Pieter Groen, in Katwijk. School was de enige afleiding voor me. Intussen wist ik niet waar mijn toekomst zou liggen. Soms was het een puinhoop in m’n hoofd.”
Salome herinnert zich dat een gezin dat tegenover hen verbleef met twee kinderen op een vroege ochtend door de vreemdelingenpolitie werd opgehaald om te worden uitgezet naar hun land. „Zo iets gebeurde altijd tussen zes uur en half acht. Er werd hard op de deur geklopt en de mensen moesten meekomen. Dan dacht ik: Zijn wij de volgende? Ik hoopte dat God het niet zo ver zou laten komen. Mijn enige hoop was op God”, zegt Salome, die een christelijke achtergrond heeft. „We behoorden bij de Georgisch-orthodoxe Kerk.”
Bijbaantje
Op de gezinslocatie werden diverse activiteiten voor jonge kinderen georganiseerd, maar was er voor tieners weinig te beleven. Salome: „Eén keer per jaar gingen we met de oudere tieners een dagje naar Walibi. Dat was alles. We hadden geld om eten te kopen, maar hielden niets over om leuke dingen te doen. En ik mocht geen bijbaantje hebben.”
In april vorig jaar kwam er een einde aan jarenlange onzekerheid, toen het gezin een verblijfsvergunning kreeg. „Een maand later verhuisden we naar Bodegraven. Dat ging heel snel. Er zijn ook jongeren die al bijna drie jaar op de gezinslocatie wonen.”
Salome zit nu in vijfde klas van de havo op het christelijke Groene Hart Lyceum in Alphen aan den Rijn. Na haar examen wil ze hbo-rechten gaan studeren. „Ik wil uiteindelijk officier van justitie worden.”
Sinds ze in Bodegraven woont, heeft de Georgische vluchteling een bijbaantje, eerst bij McDonald’s, nu bij een bedrijf dat kippen verpakt voor supermarkten. „Eindelijk verdien ik wat geld. En ik zit nu ook op dansen.”
Paracetamol
De tiener vindt het belangrijk de situatie in de gezinslocaties onder de aandacht van de Tweede Kamer te brengen. Daarom was ze vanmiddag bij de overhandiging van het rapport in Den Haag. „Het belangrijkste is dat de medische zorg verbetert. Bij elke klacht die je hebt, krijgt je te horen: Neem paracetamol. Als je een week lang elke ochtend bent geweest, sturen ze je misschien een keer naar de dokter. Mijn vader had een keer hoge koorts en was duizelig. Hij moest ook maar paracetamol nemen. Pas nadat hij was flauwgevallen, mocht hij naar de huisartsenpost.”
Ook bepleit Salome meer aandacht en activiteiten voor tieners op de gezinslocatie. „Het is belangrijk dat er meer voor hen georganiseerd wordt, maar ook dat er iemand is met wie ze kunnen praten, die vraagt: Hoe gaat het met je? En naar hen luistert. Ik praatte met niemand over mijn problemen toen ik daar zat. M’n ouders wilde ik er niet mee lastig vallen, die hadden genoeg aan zichzelf. En verder was er niemand. Ik hoop dat daar aandacht voor komt.”
www.kind-in-azc.nl voor de tekst van het rapport. >>rd.nl/asielzoekers